Alemán

Traducciones detalladas de belegt de alemán a neerlandés

belegt:

belegt adj.

  1. belegt
    belegd

Translation Matrix for belegt:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
belegd belegt

Sinónimos de "belegt":


belegt forma de belegen:

belegen verbo (belege, belegst, belegt, belegte, belegtet, belegt)

  1. belegen (beweisen; erweisen; nachweisen; )
    aantonen; bewijzen; staven
    • aantonen verbo (toon aan, toont aan, toonde aan, toonden aan, aangetoond)
    • bewijzen verbo (bewijs, bewijst, bewees, bewezen, bewezen)
    • staven verbo (staaf, staaft, staafte, staaften, gestaafd)
  2. belegen (sehen lassen; präsentieren; zeigen; )
    presenteren; laten zien; tonen; vertonen
    • presenteren verbo (presenteer, presenteert, presenteerde, presenteerden, gepresenteerd)
    • laten zien verbo (laat zien, liet zien, lieten zien, laten zien)
    • tonen verbo (toon, toont, toonde, toonden, getoond)
    • vertonen verbo (vertoon, vertoont, vertoonde, vertoonden, vertoond)
  3. belegen (verzeichnen; festlegen; aufschreiben; niederschreiben)
    te boek stellen; boekstaven
  4. belegen (zuordnen)
    toewijzen
    • toewijzen verbo (wijs toe, wijst toe, wees toe, wezen toe, toegewezen)

Conjugaciones de belegen:

Präsens
  1. belege
  2. belegst
  3. belegt
  4. belegen
  5. belegt
  6. belegen
Imperfekt
  1. belegte
  2. belegtest
  3. belegte
  4. belegten
  5. belegtet
  6. belegten
Perfekt
  1. habe belegt
  2. hast belegt
  3. hat belegt
  4. haben belegt
  5. habt belegt
  6. haben belegt
1. Konjunktiv [1]
  1. belege
  2. belegest
  3. belege
  4. belegen
  5. beleget
  6. belegen
2. Konjunktiv
  1. belegte
  2. belegtest
  3. belegte
  4. belegten
  5. belegtet
  6. belegten
Futur 1
  1. werde belegen
  2. wirst belegen
  3. wird belegen
  4. werden belegen
  5. werdet belegen
  6. werden belegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde belegen
  2. würdest belegen
  3. würde belegen
  4. würden belegen
  5. würdet belegen
  6. würden belegen
Diverses
  1. beleg!
  2. belegt!
  3. belegen Sie!
  4. belegt
  5. belegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for belegen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
laten zien Demonstrieren; Vorführen
staven Barren; Stäbe
tonen Vormachen; Zeigen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aantonen aufzeigen; belegen; beweisen; erweisen; nachweisen; vorweisen; vorzeigen
bewijzen aufzeigen; belegen; beweisen; erweisen; nachweisen; vorweisen; vorzeigen
boekstaven aufschreiben; belegen; festlegen; niederschreiben; verzeichnen
laten zien aufweisen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorweisen; vorzeigen; zeigen anbieten; darbieten; feilbieten; hervor holen; hervor ziehen; hervorbringen; präsentieren; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen; zeugen von; zum Vorschein bringen
presenteren aufweisen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorweisen; vorzeigen; zeigen anbieten; darbieten; feilbieten; offerieren; präsentieren; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen
staven aufzeigen; belegen; beweisen; erweisen; nachweisen; vorweisen; vorzeigen beipflichten; bejahen
te boek stellen aufschreiben; belegen; festlegen; niederschreiben; verzeichnen
toewijzen belegen; zuordnen gönnen; zuerkennen; zugestehen; zuordnen; zuteilen; zuweisen; überreichen
tonen aufweisen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorweisen; vorzeigen; zeigen anbieten; aushängen; ausstellen; darbieten; darstellen; feilbieten; präsentieren; vorführen; vorstellen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen
vertonen aufweisen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorweisen; vorzeigen; zeigen ausstellen; präsentieren; vorführen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen

Sinónimos de "belegen":


Wiktionary: belegen

belegen
verb
  1. aantonen; staven

Cross Translation:
FromToVia
belegen certificeren; getuigen attestercertifier un fait, soit de vif voix, soit par écrit.
belegen aantonen; adstrueren; bewijzen; staven; uitwijzen; waarmaken; certificeren; getuigen démontrerprouver d’une manière évidente et convaincante.
belegen aantonen; adstrueren; bewijzen; staven; uitwijzen; waarmaken prouverétablir la vérité de quelque chose par le raisonnement ou par le témoignage.
belegen bekleden; overtrekken; coveren; beleggen; dekken; bedekken; toedekken recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général)
belegen certificeren; getuigen témoignerporter témoignage, servir de témoin.



Neerlandés

Traducciones detalladas de belegt de neerlandés a alemán

belegt forma de beleggen:

beleggen verbo (beleg, belegt, belegde, belegden, belegd)

  1. beleggen (investeren)
    investieren; anlegen; investierenin
    • investieren verbo (investiere, investierst, investiert, investierte, investiertet, investiert)
    • anlegen verbo (lege an, legst an, legt an, legte an, legtet an, angelegt)

Conjugaciones de beleggen:

o.t.t.
  1. beleg
  2. belegt
  3. belegt
  4. beleggen
  5. beleggen
  6. beleggen
o.v.t.
  1. belegde
  2. belegde
  3. belegde
  4. belegden
  5. belegden
  6. belegden
v.t.t.
  1. heb belegd
  2. hebt belegd
  3. heeft belegd
  4. hebben belegd
  5. hebben belegd
  6. hebben belegd
v.v.t.
  1. had belegd
  2. had belegd
  3. had belegd
  4. hadden belegd
  5. hadden belegd
  6. hadden belegd
o.t.t.t.
  1. zal beleggen
  2. zult beleggen
  3. zal beleggen
  4. zullen beleggen
  5. zullen beleggen
  6. zullen beleggen
o.v.t.t.
  1. zou beleggen
  2. zou beleggen
  3. zou beleggen
  4. zouden beleggen
  5. zouden beleggen
  6. zouden beleggen
diversen
  1. beleg!
  2. belegt!
  3. belegd
  4. beleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beleggen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
anlegen beleggen; investeren aan een touw vastleggen; aan land gaan; aan wal gaan; aanbrengen; aandoen; aankleden; aanleggen; aanmeren; aantrekken; afmeren; bevestigen; debarkeren; installeren; landen; meren; monteren en aansluiten; neerkomen; ontschepen; op de grond komen; plaatsen; terechtkomen; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vastzetten; verbinden; verzekeren
investieren beleggen; investeren ergens geld aan uitgeven
investierenin beleggen; investeren

Palabras relacionadas con "beleggen":


Wiktionary: beleggen

beleggen
verb
  1. geld steken in een naar verwacht winstgevende onderneming

Cross Translation:
FromToVia
beleggen hervorrufen; antun; bewirken; veranlassen; verursachen; zufügen; bereiten causerêtre cause de ; occasionner, provoquer.
beleggen vermitteln; hervorrufen; antun; bewirken; veranlassen; verursachen; zufügen; bereiten; anschaffen; beschaffen; besorgen; verschaffen procurerfaire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins.
beleggen beziehen; überziehen; belegen; decken; bedecken; einhüllen; verhüllen; zudecken; bespannen recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général)
beleggen hervorrufen; legen; stellen; identifizieren situerplacer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc.