Resumen
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. baden:
  2. Wiktionary:
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. baden:
  2. bad:
  3. bidden:
  4. Wiktionary:


Alemán

Traducciones detalladas de Baden de alemán a neerlandés

baden:

baden verbo (bade, badest, badet, badete, badetet, gebadet)

  1. baden (schwimmen)
    baden
    • baden verbo (baad, baadt, baadde, baadden, gebaad)
  2. baden
    een bad nemen
    • een bad nemen verbo (neem een bad, neemt een bad, nam een bad, namen een bad, een bad genomen)

Conjugaciones de baden:

Präsens
  1. bade
  2. badest
  3. badet
  4. baden
  5. badet
  6. baden
Imperfekt
  1. badete
  2. badetest
  3. badete
  4. badeten
  5. badetet
  6. badeten
Perfekt
  1. habe gebadet
  2. hast gebadet
  3. hat gebadet
  4. haben gebadet
  5. habt gebadet
  6. haben gebadet
1. Konjunktiv [1]
  1. bade
  2. badest
  3. bade
  4. baden
  5. badet
  6. baden
2. Konjunktiv
  1. badete
  2. badetest
  3. badete
  4. badeten
  5. badetet
  6. badeten
Futur 1
  1. werde baden
  2. wirst baden
  3. wird baden
  4. werden baden
  5. werdet baden
  6. werden baden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde baden
  2. würdest baden
  3. würde baden
  4. würden baden
  5. würdet baden
  6. würden baden
Diverses
  1. bad!
  2. badet!
  3. baden Sie!
  4. gebadet
  5. badend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for baden:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
baden baden; schwimmen
een bad nemen baden

Sinónimos de "baden":


Wiktionary: baden


Cross Translation:
FromToVia
baden in bad doen baignerimmerger et faire séjourner un corps plus ou moins longtemps dans l’eau ou dans quelque autre liquide.


Wiktionary: Baden


Cross Translation:
FromToVia
Baden bad bath — act of bathing

Traducciones automáticas externas:

Traducciones relacionadas de Baden



Neerlandés

Traducciones detalladas de Baden de neerlandés a alemán

baden:

baden verbo (baad, baadt, baadde, baadden, gebaad)

  1. baden
    baden; schwimmen
    • baden verbo (bade, badest, badet, badete, badetet, gebadet)
    • schwimmen verbo (schwimme, schwimmst, schwimmt, schwamm, schwammt, geschwommen)

Conjugaciones de baden:

o.t.t.
  1. baad
  2. baadt
  3. baadt
  4. baden
  5. baden
  6. baden
o.v.t.
  1. baadde
  2. baadde
  3. baadde
  4. baadden
  5. baadden
  6. baadden
v.t.t.
  1. heb gebaad
  2. hebt gebaad
  3. heeft gebaad
  4. hebben gebaad
  5. hebben gebaad
  6. hebben gebaad
v.v.t.
  1. had gebaad
  2. had gebaad
  3. had gebaad
  4. hadden gebaad
  5. hadden gebaad
  6. hadden gebaad
o.t.t.t.
  1. zal baden
  2. zult baden
  3. zal baden
  4. zullen baden
  5. zullen baden
  6. zullen baden
o.v.t.t.
  1. zou baden
  2. zou baden
  3. zou baden
  4. zouden baden
  5. zouden baden
  6. zouden baden
diversen
  1. baad!
  2. baadt!
  3. gebaad
  4. badende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for baden:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
baden baden een bad nemen
schwimmen baden onzeker zijn; twijfelen; zwemmen

Palabras relacionadas con "baden":


Baden forma de bad:

bad [het ~] sustantivo

  1. het bad (zwembad)
    Schwimmbad
  2. het bad
    bad
    • bad [das ~] sustantivo

Translation Matrix for bad:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Schwimmbad bad; zwembad
bad bad

Palabras relacionadas con "bad":


Definiciones relacionadas de "bad":

  1. kuip om je in te wassen1
    • heb je het bad wel schoongemaakt?1
  2. water waarin je je zit te wassen1
    • ik neem een warm bad1

Wiktionary: bad


Cross Translation:
FromToVia
bad Badewanne bath — tub
bad Bad; Baden bath — act of bathing
bad Badewanne; Wanne baignoire — Pour prendre des bains
bad Bad bainaction de baigner ou de se baigner.

Baden forma de bidden:

bidden verbo (bid, bidt, bad, baden, gebeden)

  1. bidden (in gebed zijn)
    beten; bitten; betteln; flehen
    • beten verbo (bete, betest, betet, betete, betetet, gebetet)
    • bitten verbo (bitte, bittest, bittet, bat, batet, gebeten)
    • betteln verbo (bettele, bettelst, bettelt, bettelte, betteltet, gebettelt)
    • flehen verbo (flehe, flehst, fleht, flehte, flehtet, gefleht)
  2. bidden (smeken; verzoeken; vragen)
    bitten; beten; beantragen; anfragen; ersuchen; betteln; flehen; ansuchen
    • bitten verbo (bitte, bittest, bittet, bat, batet, gebeten)
    • beten verbo (bete, betest, betet, betete, betetet, gebetet)
    • beantragen verbo (beantrage, beantragst, beantragt, beantragte, beantragtet, beantragt)
    • anfragen verbo (frage an, fragst an, fragt an, fragte an, fragtet an, angefragt)
    • ersuchen verbo
    • betteln verbo (bettele, bettelst, bettelt, bettelte, betteltet, gebettelt)
    • flehen verbo (flehe, flehst, fleht, flehte, flehtet, gefleht)
    • ansuchen verbo (suche an, suchst an, sucht an, suchte an, suchtet an, angesucht)
  3. bidden
    rütteln
    • rütteln verbo (rüttele, rüttelst, rüttelt, rüttelte, rütteltet, gerüttel)

Conjugaciones de bidden:

o.t.t.
  1. bid
  2. bidt
  3. bidt
  4. bidden
  5. bidden
  6. bidden
o.v.t.
  1. bad
  2. bad
  3. bad
  4. baden
  5. baden
  6. baden
v.t.t.
  1. heb gebeden
  2. hebt gebeden
  3. heeft gebeden
  4. hebben gebeden
  5. hebben gebeden
  6. hebben gebeden
v.v.t.
  1. had gebeden
  2. had gebeden
  3. had gebeden
  4. hadden gebeden
  5. hadden gebeden
  6. hadden gebeden
o.t.t.t.
  1. zal bidden
  2. zult bidden
  3. zal bidden
  4. zullen bidden
  5. zullen bidden
  6. zullen bidden
o.v.t.t.
  1. zou bidden
  2. zou bidden
  3. zou bidden
  4. zouden bidden
  5. zouden bidden
  6. zouden bidden
diversen
  1. bid!
  2. bidt!
  3. gebeden
  4. biddende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bidden [znw.] sustantivo

  1. bidden (gebed)
    Gebet; Bitten

Translation Matrix for bidden:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Bitten bidden; gebed
Gebet bidden; gebed bede; gesmeek; smeekbede; smeekgebed; smeken; verzoek; vraag
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
anfragen bidden; smeken; verzoeken; vragen aanvragen; opvragen; rekwestreren; verzoeken; vragen
ansuchen bidden; smeken; verzoeken; vragen aanvragen; aanzoeken; rekwestreren; uitnodigen; verzoeken; vragen
beantragen bidden; smeken; verzoeken; vragen aanvragen; aanzoeken; opvragen; rekwestreren; uitnodigen; verzoeken; vragen
beten bidden; in gebed zijn; smeken; verzoeken; vragen soebatten
betteln bidden; in gebed zijn; smeken; verzoeken; vragen bedelen; klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren; schooien; schooieren; soebatten
bitten bidden; in gebed zijn; smeken; verzoeken; vragen aanvragen; bedelen; noden; rekwestreren; schooien; soebatten; verzoeken; vragen
ersuchen bidden; smeken; verzoeken; vragen aanvragen; aanzoeken; rekwestreren; uitnodigen; verzoeken; vragen
flehen bidden; in gebed zijn; smeken; verzoeken; vragen jammeren; jeremiëren; soebatten; weeklagen
rütteln bidden kletteren; rammelen; wriggelen; wrikken

Definiciones relacionadas de "bidden":

  1. iets dingend vragen1
    • ze bidden om vrede1
  2. praten met God1
    • voor het eten wordt altijd gebeden1

Wiktionary: bidden

bidden
verb
  1. in gebed zijn, een godheid iets vragen
  2. dringend iets vragen, smeken

Cross Translation:
FromToVia
bidden anflehen; ersuchen beseech — to beg
bidden beten pray — to petition a higher being
bidden beten pray — to talk to God
bidden beschwören; flehen implorerdemander humblement et avec instance, secours, faveur, ou grâce.
bidden bitten; ersuchen prieradorer la divinité en lui demander une grâce, en la remercier d’une grâce.
bidden beschwören; flehen; anziehen solliciterinciter ou exciter à faire quelque chose.

Traducciones automáticas externas:

Traducciones relacionadas de Baden