Inicio ->Diccionarios ->alemán/neerlandés ->Buscar: Bremse

Resultados de Bremse en alemán y neerlandés

Resumen
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. Bremse:
  2. bremsen:
  3. Wiktionary:

Alemán

Traducciones detalladas de Bremse de alemán a neerlandés

Bremse:

Bremse [die ~] sustantivo

  1. die Bremse
    de rem
    • rem [de ~] sustantivo
  2. die Bremse (Pferdebremse)
    de paardenvlieg

Translation Matrix for Bremse:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
paardenvlieg Bremse; Pferdebremse
rem Bremse

Sinónimos de "Bremse":


Wiktionary: Bremse

Bremse
noun
  1. Zoologie: (in vielen Arten verbreitete) große, blutsaugende Fliege (Tabanidae), die — je nach Art — grauschwarz bis braungelb gefärbt ist
  2. Technik, Mechanik: Vorrichtung, die dazu dient, eine Bewegung zu verlangsamen oder anzuhalten
    • Bremse → rem
Bremse
noun
  1. insecten|nld steekvlieg
  2. een mechanisme dat iets vertraagt of tot stilstand brengt
Cross Translation:
FromToVia
• Bremse → horzel ↔ botfly — insect
• Bremse → rem; remmen; remmer ↔ brake — device used to slow or stop a vehicle
• Bremse → remming; rem ↔ brake — something that slows or stops an action
• Bremse → horzel; paardenvlieg ↔ horsefly — fly of the family Tabanidae

Bremse forma de bremsen:

bremsen verbo (bremse, bremsst, bremst, bremste, bremstet, gebremst)

  1. bremsen (abbremsen; stoppen)
    stoppen; remmen; afremmen
    • stoppen verbo (stop, stopt, stopte, stopten, gestopt)
    • remmen verbo (rem, remt, remde, remden, geremd)
    • afremmen verbo (rem af, remt af, remde af, remden af, afgeremd)
  2. bremsen (stoppen; anhalten; aufhören)
    ophouden; stopzetten; remmen; tegenhouden; halt houden; tot staan brengen
    • ophouden verbo (houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
    • stopzetten verbo (zet stop, zette stop, zetten stop, stopgezet)
    • remmen verbo (rem, remt, remde, remden, geremd)
    • tegenhouden verbo (houd tegen, houdt tegen, hield tegen, hielden tegen, tegengehouden)
    • halt houden verbo (houd halt, houdt halt, hield halt, hielden halt, halt gehouden)
    • tot staan brengen verbo (breng tot staan, brengt tot staan, bracht tot staan, brachten tot staan, tot staan gebracht)

Conjugaciones de bremsen:

Präsens
  1. bremse
  2. bremsst
  3. bremst
  4. bremsen
  5. bremst
  6. bremsen
Imperfekt
  1. bremste
  2. bremstest
  3. bremste
  4. bremsten
  5. bremstet
  6. bremsten
Perfekt
  1. habe gebremst
  2. hast gebremst
  3. hat gebremst
  4. haben gebremst
  5. habt gebremst
  6. haben gebremst
1. Konjunktiv [1]
  1. bremse
  2. bremsest
  3. bremse
  4. bremsen
  5. bremset
  6. bremsen
2. Konjunktiv
  1. bremste
  2. bremstest
  3. bremste
  4. bremsten
  5. bremstet
  6. bremsten
Futur 1
  1. werde bremsen
  2. wirst bremsen
  3. wird bremsen
  4. werden bremsen
  5. werdet bremsen
  6. werden bremsen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bremsen
  2. würdest bremsen
  3. würde bremsen
  4. würden bremsen
  5. würdet bremsen
  6. würden bremsen
Diverses
  1. brems!
  2. bremst!
  3. bremsen Sie!
  5. gebremst
  6. bremsend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for bremsen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
ophouden Aufhören; Ausscheiden
stoppen Stopfen; Verschweigen; Zustopfen; stil halten
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
afremmen abbremsen; bremsen; stoppen abbremsen
halt houden anhalten; aufhören; bremsen; stoppen Einhalt gebieten; anhalten; einstellen; stagnieren; stoppen; stutzen
ophouden anhalten; aufhören; bremsen; stoppen abbrechen; abfallen; abhängen; abkoppeln; ablassen; absterben; abtrennen; anhalten; aufhalten; aufhören; ausfallen; ausscheiden; aussterben; beenden; beschließen; eingehen; enden; entkoppeln; erlöschen; etwas aufgeben; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; halten; hemmen; hingehen; hinhalten; hochhalten; loshaken; loskoppeln; schließen; sterben; stocken; verscheiden; verspäten; versterben; verzichten; verzögern; vollenden; zurücktreten
remmen abbremsen; anhalten; aufhören; bremsen; stoppen abbremsen
stoppen abbremsen; bremsen; stoppen Einhalt gebieten; Löcher stopfen; abbrechen; abdichten; abfallen; abhängen; abkoppeln; abschliessen; absetzen; abstellen; abstoppen; abtrennen; anhalten; aufhören; ausfallen; ausscheiden; beenden; beschließen; einstellen; enden; entkoppeln; etwas aufgeben; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; flicken; halten; loshaken; loskoppeln; schließen; sperren; sstoppen; stagnieren; stehenbleiben; stillsetzen; stopfen; stoppen; stutzen; verschließen; verzichten; vollenden; zum Stillstand bringen; zumachen; zurücktreten
stopzetten anhalten; aufhören; bremsen; stoppen
tegenhouden anhalten; aufhören; bremsen; stoppen
tot staan brengen anhalten; aufhören; bremsen; stoppen

Sinónimos de "bremsen":


Wiktionary: bremsen

bremsen
verb
  1. snelheid doen verminderen
Cross Translation:
FromToVia
• bremsen → remmen; afremmen ↔ brake — to be stopped or slowed (as if) by braking
• bremsen → remmen; afremmen ↔ freiner — retenir, ralentir, arrêter à l’aide d’un frein.







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0790 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos