Resumen
Alemán a neerlandés: más información...
- Zusatz:
-
Wiktionary:
- Zusatz- → bepaling, bijbehorend, bijkomend, bijkomstig, accessorisch, accessoir, additioneel, extra, supplementair, hulp-, bij-, minder belangrijk, ver, zij-, zijdelings, aanvullend, meer, nog een
- Zusatz → toevoeging, optelling, aanhangsel, appendix, wormvormig aanhangsel, bijlage, toeslag, supplement, bijkomstigheid, bijwerk, bijzaak
Alemán
Traducciones detalladas de Zusatz- de alemán a neerlandés
Zusatz:
-
der Zusatz (Anfüllung; Ergänzung; Zufügung; Supplement; Beifügung; Nachtrag; Erweiterung; Anhang; Appendix)
de toevoeging; de appendix; de aanvulling; het addendum; het aanhangsel; het supplement; het bijvoegsel; het toevoegsel -
der Zusatz (Additiv; Zufügung; Beifügung)
-
der Zusatz (Hinzufügung; Zufügung; Zulage; Beifügung; Additiv; Supplement)
Translation Matrix for Zusatz:
Sinónimos de "Zusatz":
Wiktionary: Zusatz
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Zusatz | → toevoeging | ↔ addition — thing added |
• Zusatz | → optelling | ↔ addition — Action d'ajouter. |
• Zusatz | → aanhangsel; appendix; wormvormig aanhangsel; bijlage; toevoeging; toeslag; supplement; bijkomstigheid; bijwerk; bijzaak | ↔ appendice — Ce qui semble appendre, ajouter à une autre chose. On trouve plus rarement son synonyme : appendage. |
Wiktionary: Zusatz-
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Zusatz- | → bepaling | ↔ adjunct — appendage |
• Zusatz- | → bijbehorend; bijkomend; bijkomstig; accessorisch; accessoir | ↔ accessoire — Qui n’regarder que comme la suite, l’accompagnement ou la dépendance de quelque chose de principal. |
• Zusatz- | → additioneel; extra; supplementair | ↔ additionnel — Qui est ajouté. |
• Zusatz- | → hulp-; bij-; minder belangrijk; ver; zij-; zijdelings; bijbehorend; bijkomend; bijkomstig; accessorisch; accessoir | ↔ auxiliaire — à classer |
• Zusatz- | → bijbehorend; bijkomend; bijkomstig; accessorisch; accessoir | ↔ secondaire — Qui est accessoire, qui ne venir qu’en second. |
• Zusatz- | → supplementair; aanvullend; extra; meer; nog een; additioneel | ↔ supplémentaire — Qui sert de supplément, qui s’ajouter. |
Traducciones automáticas externas: