Resumen
Alemán a neerlandés: más información...
- tun:
-
Wiktionary:
- tun → doen
- tun → handelen, doen, zetten, plaatsen, leggen, stellen, vechten, worstelen, moeite hebben met, aanleggen, bouwen, construeren, fitten, installeren, maken, aanmaken, bedrijven, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren, fabriceren, vervaardigen, opereren, effect sorteren, uitwerking hebben, werken, uitwerken, ageren, bezig zijn, optreden, te werk gaan, poseren, zitten, steken, stoppen, situeren, stationeren
- Tun → toedoen
Alemán
Traducciones detalladas de tun de alemán a neerlandés
tun:
-
tun (verrichten; betreiben; treiben; ausrichten; erledigen; erfüllen; schaffen; handeln; erreichen; vollziehen; leisten; ausüben; vornehmen; schütten)
-
tun (ins Leben rufen; machen; produzieren; herstellen; kreieren; schaffen; verfertigen; bilden; erschaffen; fabrizieren; entwickeln; konstruieren; entwerfen; erzeugen; schöpfen; gestalten; erfinden; anfertigen; hervorbringen; formen; entstehen; skizzieren)
maken; scheppen; in het leven roepen-
in het leven roepen verbo (roep in het leven, roept in het leven, riep in het leven, riepen in het leven, in het leven geroepen)
-
tun (arbeiten; verrichten)
-
tun (vorgehen; funktionieren; arbeiten)
werken; opereren; manipuleren; te werk gaan; procederen; optreden; handelen; leven-
manipuleren verbo
-
tun (agieren; handeln)
-
tun (funktionieren; handeln; machen; schaffen; gehen; leisten; erfüllen; treiben; schieben; schütten; verrichten)
-
tun (gebrauchen; benutzen; verwenden; anwenden; praktizieren; handhaben; hantieren; verrichten)
gebruiken; toepassen; gebruik maken van; benutten; aanwenden-
gebruik maken van verbo (maak gebruik van, maakt gebruik van, maakte gebruik van, maakten gebruik van, gebruik gemaakt van)
Conjugaciones de tun:
Präsens
- tue
- tuest
- tut
- tuen
- tut
- tuen
Imperfekt
- tat
- tatst
- tat
- taten
- tatet
- taten
Perfekt
- habe getan
- hast getan
- hat getan
- haben getan
- habt getan
- haben getan
1. Konjunktiv [1]
- tue
- tuest
- tue
- tuen
- tuet
- tuen
2. Konjunktiv
- täte
- tätest
- täte
- täten
- tätet
- täten
Futur 1
- werde tun
- wirst tun
- wird tun
- werden tun
- werdet tun
- werden tun
1. Konjunktiv [2]
- würde tun
- würdest tun
- würde tun
- würden tun
- würdet tun
- würden tun
Diverses
- tue!
- tut!
- tuen Sie!
- getan
- tund
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for tun:
Sinónimos de "tun":
Wiktionary: tun
tun
Cross Translation:
Cross Translation: