Inicio ->Diccionarios ->alemán/neerlandés ->Buscar: Schuft

Resultados de Schuft en alemán y neerlandés

Resumen
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. Schuft:
  2. schuften:
  3. Wiktionary:

Alemán

Traducciones detalladas de Schuft de alemán a neerlandés

Schuft:

Schuft [der ~] sustantivo

  1. der Schuft (Dreckskerl; Halunke; Lump; Grobian; Schurke)
    de klootzak; de schobbejak; de hond; de schoelje; de lul; de eikel; de smeerlap; de schoft
  2. der Schuft (Rüpel; ungehobelte Klotz; Tölpel; )
    de klootzak; de hufter
  3. der Schuft (Dreckskerl; Sack; Lump; Grobian)
    de sodemieter
  4. der Schuft (Flegel; Dreckskerl; Prolet; )
    de proleet; de hork; de lomperd; de vlegel; de kinkel
  5. der Schuft (elende Kerl; Giftnudel; Luder; )
    de schurk; de smeerlap; het kreng; de klier; stuk ongeluk; de schoft; de ellendeling; het mispunt
  6. der Schuft (Schurke)
    de gemenerik
  7. der Schuft (Dreckskerl; Grobian; Sack)
    de oetlul
    • oetlul [de ~ (m)] sustantivo
  8. der Schuft (Flegel; Lümmel; Racker; )
    de rekel
    • rekel [de ~ (m)] sustantivo
  9. der Schuft (Schurke; Kriminelle; Gauner; )
    de schurk; de schobbejak; de fielt; de boef
  10. der Schuft (Schlamper; Schluderer; Schlampe; Lump; Schluderjan)
    de sloddervos; de slons; slodder; slodderkous

Translation Matrix for Schuft:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
boef Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Halunke; Kriminelle; Lausbube; Nichtsnutz; Racker; Schalk; Schelm; Scheusal; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Übeltäter Galgengesicht; Gangster; Gauner; Halunke; Possenreißer; Racker; Schurke; Spitzbube
eikel Dreckskerl; Grobian; Halunke; Lump; Schuft; Schurke Eichel
ellendeling Aas; Dreckskerl; Ekel; Giftnudel; Luder; Lump; Rabauke; Schlange; Schuft; Widerling; elende Kerl
fielt Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Halunke; Kriminelle; Lausbube; Nichtsnutz; Racker; Schalk; Schelm; Scheusal; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Übeltäter Ekel; Ferkel; Flegel; Gauner; Halunke; Hundsfott; Hundsfötter; Iltis; Lump; Lumpenkerl; Schalk; Schelm; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schweinigel; Spitzbube; Stinker; Strick; Taugenichts; Widerling; geriebeneKerl
gemenerik Schuft; Schurke
hond Dreckskerl; Grobian; Halunke; Lump; Schuft; Schurke Hund; Hundchen
hork Bauer; Dreckskerl; Ekel; Flegel; Grobian; Lump; Prolet; Rülpser; Schuft; Tölpel; elender Kerl; ungehobelte Klotz; ungeschliffene Kerl Bauerntölpel; Flegel; Grobian; Lümmel; ungehobelter Klotz; ungeschliffener Kerl
hufter Dreckskerl; Fittich; Lump; Lümmel; Rüpel; Schuft; Stiesel; Tölpel; grobePerson; ungehobelte Klotz; ungeschliffene Kerl
kinkel Bauer; Dreckskerl; Ekel; Flegel; Grobian; Lump; Prolet; Rülpser; Schuft; Tölpel; elender Kerl; ungehobelte Klotz; ungeschliffene Kerl Flegel; Grobian; Lümmel; Rüpel; Schlingel
klier Aas; Dreckskerl; Ekel; Giftnudel; Luder; Lump; Rabauke; Schlange; Schuft; Widerling; elende Kerl Drüse
klootzak Dreckskerl; Fittich; Grobian; Halunke; Lump; Lümmel; Rüpel; Schuft; Schurke; Stiesel; Tölpel; grobePerson; ungehobelte Klotz; ungeschliffene Kerl Miststück; Mistweib; Weibsstück
kreng Aas; Dreckskerl; Ekel; Giftnudel; Luder; Lump; Rabauke; Schlange; Schuft; Widerling; elende Kerl Luder; Schlange; falsches Ding; hinterlistiges Ding
lomperd Bauer; Dreckskerl; Ekel; Flegel; Grobian; Lump; Prolet; Rülpser; Schuft; Tölpel; elender Kerl; ungehobelte Klotz; ungeschliffene Kerl
lul Dreckskerl; Grobian; Halunke; Lump; Schuft; Schurke Dumme; Düpierte; Geschädigte; Opfer; Penis; Pimmel; Rute; Schwanz
mispunt Aas; Dreckskerl; Ekel; Giftnudel; Luder; Lump; Rabauke; Schlange; Schuft; Widerling; elende Kerl Ekel; Ferkel; Flegel; Gauner; Halunke; Hundsfötter; Iltis; Lump; Schalk; Schelm; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schweinigel; Spitzbube; Stinker; Strick; Taugenichts; Widerling; geriebeneKerl
oetlul Dreckskerl; Grobian; Sack; Schuft
proleet Bauer; Dreckskerl; Ekel; Flegel; Grobian; Lump; Prolet; Rülpser; Schuft; Tölpel; elender Kerl; ungehobelte Klotz; ungeschliffene Kerl
rekel Bengel; Flegel; Frechdachs; Grobian; Halunke; Lausejunge; Lümmel; Racker; Rüpel; Schelm; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch
schobbejak Dreckskerl; Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Grobian; Halunke; Kriminelle; Lausbube; Lump; Nichtsnutz; Racker; Schalk; Schelm; Scheusal; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Übeltäter
schoelje Dreckskerl; Grobian; Halunke; Lump; Schuft; Schurke Hundsfott; Lumpenkerl
schoft Aas; Dreckskerl; Ekel; Giftnudel; Grobian; Halunke; Luder; Lump; Rabauke; Schlange; Schuft; Schurke; Widerling; elende Kerl Ekel; Ferkel; Flegel; Gauner; Halunke; Hundsfott; Hundsfötter; Iltis; Lump; Lumpenkerl; Miststück; Mistweib; Schalk; Schelm; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schulter; Schweinigel; Spitzbube; Stinker; Strick; Taugenichts; Weibsstück; Widerling; geriebeneKerl
schurk Aas; Dreckskerl; Ekel; Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Giftnudel; Halunke; Kriminelle; Lausbube; Luder; Lump; Nichtsnutz; Rabauke; Racker; Schalk; Schelm; Scheusal; Schlange; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Widerling; elende Kerl; Übeltäter
slodder Lump; Schlampe; Schlamper; Schluderer; Schluderjan; Schuft
slodderkous Lump; Schlampe; Schlamper; Schluderer; Schluderjan; Schuft
sloddervos Lump; Schlampe; Schlamper; Schluderer; Schluderjan; Schuft
slons Lump; Schlampe; Schlamper; Schluderer; Schluderjan; Schuft
smeerlap Aas; Dreckskerl; Ekel; Giftnudel; Grobian; Halunke; Luder; Lump; Rabauke; Schlange; Schuft; Schurke; Widerling; elende Kerl Drecksau; Dreckschwein; Dreckspatz; Ekel; Ferkel; Flegel; Gauner; Halunke; Hundsfott; Hundsfötter; Iltis; Lump; Lumpenkerl; Miststück; Mistweib; Sau; Schalk; Schelm; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schweinigel; Spitzbube; Stinker; Strick; Taugenichts; Weibsstück; Widerling; geriebeneKerl
sodemieter Dreckskerl; Grobian; Lump; Sack; Schuft
stuk ongeluk Aas; Dreckskerl; Ekel; Giftnudel; Luder; Lump; Rabauke; Schlange; Schuft; Widerling; elende Kerl
vlegel Bauer; Dreckskerl; Ekel; Flegel; Grobian; Lump; Prolet; Rülpser; Schuft; Tölpel; elender Kerl; ungehobelte Klotz; ungeschliffene Kerl Bengel; Flegel; Grobian; Lausbub; Lümmel; Rabauke; Rotznase; Rüpel; Schelm; Schlingel

Sinónimos de "Schuft":


Wiktionary: Schuft

Cross Translation:
FromToVia
• Schuft → schooner; loeder; ploert; rotzak; schoft; zwijnjak ↔ canaille — péjoratif|fr (term, Collectif) vil populace.
• Schuft → schoelje; loeder; ploert; rotzak; schoft; zwijnjak ↔ gredin — Personne malfaisante, dénuée de toute valeur morale, ne méritant aucune considération.

schuften:

schuften verbo (schufte, schuftst, schuft, schuftete, schuftetet, geschuft)

  1. schuften (schwer arbeiten)
    half dood werken; afbeulen; kapotwerken; een ongeluk werken; hard werken; pezen; sloven; buffelen; aanpoten
    • afbeulen verbo (beul af, beult af, beulde af, beulden af, afgebeuld)
    • kapotwerken verbo (werk kapot, werkt kapot, werkte kapot, werkten kapot, kapot gewerkt)
    • hard werken verbo (werk hard, werkt hard, werkte hard, werkten hard, hard gewerkt)
    • pezen verbo (pees, peest, peesde, peesden, gepeesd)
    • sloven verbo (sloof, slooft, sloofte, slooften, geslooft)
    • buffelen verbo (buffel, buffelt, buffelde, buffelden, gebuffeld)
    • aanpoten verbo (poot aan, pootte aan, pootten aan, aangepoot)
  2. schuften (sich abmühen; sich plagen; sich abrackern)
    hard werken; aanpoten; flink aanpakken
    • hard werken verbo (werk hard, werkt hard, werkte hard, werkten hard, hard gewerkt)
    • aanpoten verbo (poot aan, pootte aan, pootten aan, aangepoot)
    • flink aanpakken verbo (pak flink aan, pakt flink aan, pakte flink aan, pakten flink aan, flink aangepakt)
  3. schuften (sich abrackern; sich abarbeiten; sich abmühen)
    zwoegen; ploeteren; sloven; afbeulen; sappelen; afjakkeren; afsloven; zich afsloven
    • zwoegen verbo (zwoeg, zwoegt, zwoegde, zwoegden, gezwoegd)
    • ploeteren verbo (ploeter, ploetert, ploeterde, ploeterden, geploeterd)
    • sloven verbo (sloof, slooft, sloofte, slooften, geslooft)
    • afbeulen verbo (beul af, beult af, beulde af, beulden af, afgebeuld)
    • sappelen verbo (sappel, sappelt, sappelde, sappelden, gesappeld)
    • afjakkeren verbo (jakker af, jakkert af, jakkerde af, jakkerden af, afgejakkerd)
    • afsloven verbo (sloof af, slooft af, sloofde af, sloofden af, afgesloofd)
  4. schuften (abrackern; sich abschinden; abmühen; sich abrackern)
    uitsloven
    • uitsloven verbo (sloof uit, slooft uit, sloofte uit, slooften uit, uitgesloofd)
  5. schuften (durchgreifen; schwer arbeiten)
    stevig aanpakken; grondig aanpakken; flink aanpakken
    • stevig aanpakken verbo (pak stevig aan, pakt stevig aan, pakte stevig aan, pakten stevig aan, stevig aangepakt)
    • grondig aanpakken verbo (pak grondig aan, pakt grondig aan, pakte grondig aan, pakten grondig aan, grondig aangepakt)
    • flink aanpakken verbo (pak flink aan, pakt flink aan, pakte flink aan, pakten flink aan, flink aangepakt)
  6. schuften (schnelllaufen; rennen; laufen; )
    rennen; hardlopen
    • rennen verbo (ren, rent, rende, renden, gerend)
    • hardlopen verbo (loop hard, loopt hard, liep hard, liepen hard, hardgelopen)
  7. schuften (streng behandeln; büffeln; schinden; durchgreifen)
    stevig aanpakken; streng behandelen

Conjugaciones de schuften:

Präsens
  1. schufte
  2. schuftst
  3. schuft
  4. schuften
  5. schuft
  6. schuften
Imperfekt
  1. schuftete
  2. schuftetest
  3. schuftete
  4. schufteten
  5. schuftetet
  6. schufteten
Perfekt
  1. habe geschuft
  2. hast geschuft
  3. hat geschuft
  4. haben geschuft
  5. habt geschuft
  6. haben geschuft
1. Konjunktiv [1]
  1. schufte
  2. schuftest
  3. schufte
  4. schuften
  5. schuftet
  6. schuften
2. Konjunktiv
  1. schuftete
  2. schuftetest
  3. schuftete
  4. schufteten
  5. schuftetet
  6. schufteten
Futur 1
  1. werde schuften
  2. wirst schuften
  3. wird schuften
  4. werden schuften
  5. werdet schuften
  6. werden schuften
1. Konjunktiv [2]
  1. würde schuften
  2. würdest schuften
  3. würde schuften
  4. würden schuften
  5. würdet schuften
  6. würden schuften
Diverses
  1. schuft!
  2. schuftet!
  3. schuften Sie!
  5. geschuft
  6. schuftend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for schuften:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
afbeulen abmühen; abrackern
hardlopen Laufen; Rennen
rennen Gerenne; Laufen; Rennen
uitsloven Abmühen; Abrackern
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aanpoten schuften; schwer arbeiten; sich abmühen; sich abrackern; sich plagen eilen; hasten; hetzen; jagen; sich beeilen; wetzen
afbeulen schuften; schwer arbeiten; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
afjakkeren schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
afsloven schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
buffelen schuften; schwer arbeiten
een ongeluk werken schuften; schwer arbeiten
flink aanpakken durchgreifen; schuften; schwer arbeiten; sich abmühen; sich abrackern; sich plagen
grondig aanpakken durchgreifen; schuften; schwer arbeiten
half dood werken schuften; schwer arbeiten
hard werken schuften; schwer arbeiten; sich abmühen; sich abrackern; sich plagen
hardlopen eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
kapotwerken schuften; schwer arbeiten
pezen schuften; schwer arbeiten rennen
ploeteren schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
rennen eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen rennen; schnell laufen
sappelen schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
sloven schuften; schwer arbeiten; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
stevig aanpakken büffeln; durchgreifen; schinden; schuften; schwer arbeiten; streng behandeln
streng behandelen büffeln; durchgreifen; schinden; schuften; streng behandeln
uitsloven abmühen; abrackern; schuften; sich abrackern; sich abschinden
zich afsloven schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
zwoegen schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern

Sinónimos de "schuften":


Wiktionary: schuften

Cross Translation:
FromToVia
• schuften → werken; labeuren ↔ toil — to labour, to work




Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.1086 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos