• überschüssig
|
→ overvloedig; rijkelijk; abundant; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig
|
↔ abondant
—
Qui abonder, qui dépasse nettement en quantité ce qui est suffisant.
|
• überschüssig
|
→ abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig; breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgestrekt; slobberig; breed; wijd; omvangrijk; uitgebreid; veelomvattend
|
↔ ample
—
Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
|
• überschüssig
|
→ abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig; breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgebreid; uitgestrekt; wijd; slobberig; breed; omvangrijk; veelomvattend
|
↔ large
—
Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
|
• überschüssig
|
→ abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig
|
↔ plantureux
—
Qui est large, copieux, abondant, profus.
|
• überschüssig
|
→ abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig
|
↔ profus
—
didactique|fr Qui a tendance à se répandre, en parlant d'un fluide.
|