Resumen
Alemán a neerlandés: más información...
- Los:
-
Wiktionary:
- los → vooruit
- los → kom, kom op, vlug een beetje!
- Los → lot
- Los → lot, beschikking, fortuin, levenslot, bestemming, lotsbestemming, voorland, geluk, fortuinlijkheid, rijkdom
Neerlandés a alemán: más información...
-
los:
- mobil; beweglich; nicht fest; versetzbar; transportabel; transportierbar; transportfähig; lose; locker; pulverartig; wackelig; instabil; flatterhaft; unsicher; grundlos; schlank; unzuverlässig; wechselhaft; ungewiß; rank; unbeständig; schwankend; schmächtig; wandelbar; unfest; veränderlich; wankelmütig; unsolide
- lossen:
-
Wiktionary:
- los → frei, ungebunden, lose, locker, offen, geläufig, Luchs, veränderlich, beweglich, mobil, abgesondert, besonder, einzeln, separat, gesondert, getrennt, abgetrennt
- lossen → ausladen, auslassen, herauslassen, herausfließen lassen
Alemán
Traducciones detalladas de los de alemán a neerlandés
los:
Sinónimos de "los":
Los:
-
Los
-
Los
-
Los (Gebäude; Haus; Pfand; Baustelle; Gebilde; Komplex; Konstruktion; Grundstück; Einsatz; Baugelände; Fläche; Bau; Partie; Einsätze; Parzelle; Erbauung; Unterpfand; Aufbau; Häuser; Struktur; Errichtung; Schoß; Bauland; Teil; Gebiet; Posten)
-
Los (Empfänger; Adressat; Schicksal; Geschick; Los des Lebens)
-
Los (Lotteriezettel)
het loterijbriefje
Translation Matrix for Los:
Sinónimos de "Los":
Wiktionary: Los
Los
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Los | → lot | ↔ destiny — predetermined condition; fate; fixed order of things |
• Los | → lot; beschikking | ↔ fate — that which predetermines events |
• Los | → lot | ↔ lottery ticket — slip of paper drawn in a lottery |
• Los | → fortuin; lot; levenslot; bestemming; lotsbestemming; voorland | ↔ destinée — destin particulier d’une personne ou d’une chose. |
• Los | → geluk; fortuin; fortuinlijkheid; lot; levenslot; rijkdom | ↔ fortune — hasard, chance. |
Traducciones relacionadas de los
Neerlandés
Traducciones detalladas de los de neerlandés a alemán
los:
-
los (beweegbaar; mobiel; verzetbaar; verplaatsbaar; roerend)
mobil; beweglich; nicht fest; versetzbar; transportabel; transportierbar; transportfähig-
mobil adj.
-
beweglich adj.
-
nicht fest adj.
-
versetzbar adj.
-
transportabel adj.
-
transportierbar adj.
-
transportfähig adj.
-
-
los (niet vast)
-
los (niet vast; verschuifbaar; verplaatsbaar)
-
los (pulverig; rul; mul)
pulverartig-
pulverartig adj.
-
-
los (wankel; wankelend; wankelbaar; rank; onvast)
wackelig; instabil; flatterhaft; unsicher; grundlos; schlank; unzuverlässig; wechselhaft; ungewiß; rank; unbeständig; schwankend; schmächtig; wandelbar; unfest; veränderlich; wankelmütig; unsolide-
wackelig adj.
-
instabil adj.
-
flatterhaft adj.
-
unsicher adj.
-
grundlos adj.
-
schlank adj.
-
unzuverlässig adj.
-
wechselhaft adj.
-
ungewiß adj.
-
rank adj.
-
unbeständig adj.
-
schwankend adj.
-
schmächtig adj.
-
wandelbar adj.
-
unfest adj.
-
veränderlich adj.
-
wankelmütig adj.
-
unsolide adj.
-
Translation Matrix for los:
Palabras relacionadas con "los":
Antónimos de "los":
Definiciones relacionadas de "los":
Wiktionary: los
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• los | → frei; ungebunden | ↔ free — not imprisoned |
• los | → ungebunden; frei | ↔ free — unconstrained |
• los | → lose; locker | ↔ loose — not fixed tightly |
• los | → lose | ↔ loose — not packaged |
• los | → frei; offen; geläufig | ↔ libre — Qui a le pouvoir de faire ce qu’il vouloir, d’agir ou de ne pas agir. |
• los | → Luchs | ↔ lynx — félin |
• los | → veränderlich; beweglich; mobil | ↔ mobile — Qui se meut ou qui peut être mû, qui n’est pas fixe. (Sens général). |
• los | → abgesondert; besonder; einzeln; separat; gesondert; getrennt; abgetrennt | ↔ particulier — Qui présente une caractéristique spéciale, qui appartenir, proprement et singulièrement, à certaines personnes ou à certaines choses; qui n’est point commun à d’autres personnes, à d’autres choses de même espèce. |
los forma de lossen:
Conjugaciones de lossen:
o.t.t.
- los
- lost
- lost
- lossen
- lossen
- lossen
o.v.t.
- loste
- loste
- loste
- losten
- losten
- losten
v.t.t.
- heb gelost
- hebt gelost
- heeft gelost
- hebben gelost
- hebben gelost
- hebben gelost
v.v.t.
- had gelost
- had gelost
- had gelost
- hadden gelost
- hadden gelost
- hadden gelost
o.t.t.t.
- zal lossen
- zult lossen
- zal lossen
- zullen lossen
- zullen lossen
- zullen lossen
o.v.t.t.
- zou lossen
- zou lossen
- zou lossen
- zouden lossen
- zouden lossen
- zouden lossen
en verder
- ben gelost
- bent gelost
- is gelost
- zijn gelost
- zijn gelost
- zijn gelost
diversen
- los!
- lost!
- gelost
- lossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for lossen:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
Abladen | afladen; lossen; uitladen | leegmaken; uitladen |
Ausladen | afladen; lossen; uitladen | leegmaken; uitladen |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
abgeben | lossen; uitladen | aanleveren; afgeven; afleveren; afstaan; bestellen; bezorgen; brengen; inleveren; leveren; overgeven; overhandigen; thuisbezorgen; toeleveren; uitbrengen; uitgeven |
abladen | afladen; iets uitladen; lossen; ontladen | |
ablassen | lossen; uitladen | aflaten; ophouden |
ausladen | afladen; iets uitladen; lossen; ontladen; uitladen | iem. afdwingen; ontrukken; onttrekken |
entladen | afladen; iets uitladen; lossen; ontladen; uitladen | |
löschen | lossen; uitladen | blussen; diskwalificeren; doven; lessen; royeren; smoren; stillen; uitblussen; uitdoven; uitschakelen; uitsluiten; verwijderen |