Inicio ->Diccionarios ->alemán/neerlandés ->Buscar: Ehre

Resultados de Ehre en alemán y neerlandés

Resumen
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. Ehre:
  2. ehren:
  3. Wiktionary:

Alemán

Traducciones detalladas de Ehre de alemán a neerlandés

Ehre:

Ehre [die ~] sustantivo

  1. die Ehre (Ehrgefühl; Stolz)
    de trots; de eer; het eergevoel
  2. die Ehre
    de ere
    • ere [de ~] sustantivo
  3. die Ehre (Ruf; Name)
    het niveau; het aanzien; de achting
  4. die Ehre (Reputation; Name; Schrei; Ruf)
    de naam; de reputatie; de roep; de faam
    • naam [de ~ (m)] sustantivo
    • reputatie [de ~ (v)] sustantivo
    • roep [de ~ (m)] sustantivo
    • faam [de ~] sustantivo
  5. die Ehre (Glorie; Ruhm)
    de glorie
    • glorie [de ~ (v)] sustantivo
  6. die Ehre (Selbstachtung)
    de eigenwaarde; het zelfrespect

Translation Matrix for Ehre:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aanzien Ehre; Name; Ruf Allüren; Ansehen; Ansicht; Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Gestalt; Hoheit; Hoheitsträger; Prestige; Stattlichkeit; Statur; Würdenträger; Äußere
achting Ehre; Name; Ruf Achtung; Anerkenntnis; Anerkennung; Ehrerbietung; Ehrfurcht; Hochachtung; Respekt; Schätzung; Wertung; Werturteil; Würdigung
eer Ehre; Ehrgefühl; Stolz Huldigung; Verehrung
eergevoel Ehre; Ehrgefühl; Stolz
eigenwaarde Ehre; Selbstachtung
ere Ehre
faam Ehre; Name; Reputation; Ruf; Schrei
glorie Ehre; Glorie; Ruhm
naam Ehre; Name; Reputation; Ruf; Schrei Ausdruck; Bezeichnung; Name
niveau Ehre; Name; Ruf Abriß; Dimensionsebene; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Grad; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Rang; Skala; Stellung; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz
reputatie Ehre; Name; Reputation; Ruf; Schrei Bekanntheit
roep Ehre; Name; Reputation; Ruf; Schrei Aufruf; Ausruf; Ruf; Rufen; Schrei; Schreien
trots Ehre; Ehrgefühl; Stolz Hochmut; Stolz
zelfrespect Ehre; Selbstachtung
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aanzien anblicken; anschauen; ansehen; betrachten; gucken; schauen; sehen; wahrnehmen
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
trots anmaßend; ansehnlich; arrogant; aufgeblasen; aufgebläht; dünkelhaft; eingebildet; eitel; erhaben; erniedrigend; geringschätzend; geringschätzig; grandios; großartig; großzügig; gönnerhaft; herablassend; hervorragend; hochmütig; hoffärtig; ruhmreich; selbstgefällig; stattlich; stolz; trotzig; überheblich
AdverbTraducciones relacionadasOther Translations
eer bevor; ehe

Sinónimos de "Ehre":


Wiktionary: Ehre

Ehre
noun
  1. aanzien, roem
Cross Translation:
FromToVia
• Ehre → eer ↔ honour — token of praise or respect
• Ehre → krediet ↔ kudos — praise, accolades
• Ehre → eer; hulde ↔ honneur — sentiment d’une dignité morale, estimer plus haut que tous les biens, et qui porter certaines personnes à des actions loyales, nobles et courageux.

ehren:

ehren verbo (ehre, ehrst, ehrt, ehrte, ehrtet, geehrt)

  1. ehren (Ehrfurcht bezeigen; rühmen; indenHimmelheben; )
    eren; eerbied bewijzen
  2. ehren
    houden aan; eerbiedigen
  3. ehren
    eer bewijzen
    • eer bewijzen verbo (bewijs eer, bewijst eer, bewees eer, bewezen eer, eer bewezen)
  4. ehren (schätzen; würdigen; respektieren; )
    appreciëren; waarderen; op prijs stellen
    • appreciëren verbo (apprecieer, apprecieert, apprecieerde, apprecieerden, geapprecieerd)
    • waarderen verbo (waardeer, waardeert, waardeerde, waardeerden, gewaardeerd)
  5. ehren (achten; huldigen; hochachten)
    eer aandoen; eren; huldigen; hulde bewijzen
  6. ehren (hochachten; respektieren; achten; )
    respecteren; eerbiedigen; hoogschatten; achten; hoogachten
    • respecteren verbo (respecteer, respecteert, respecteerde, respecteerden, gerespecteerd)
    • eerbiedigen verbo (eerbiedig, eerbiedigt, eerbiedigde, eerbiedigden, eerbiedigd)
    • hoogschatten verbo (schat hoog, schatte hoog, schatten hoog, gehoogschat)
    • achten verbo (acht, achtte, achtten, geacht)
    • hoogachten verbo (acht hoog, achtte hoog, achtten hoog, hooggeacht)
  7. ehren (festlich bewirten; bewirten; feiern; spendieren; einen ausgeben)
    fuiven; feestelijk onthalen; fêteren
  8. ehren (herausstreichen; indenHimmelheben; loben; )
    de hemel in prijzen; ophemelen; hemelhoog prijzen
  9. ehren (in Ehre halten; achten; hochachten)
    in ere houden
    • in ere houden verbo (houd in ere, houdt in ere, hield in ere, hielden in ere, in ere gehouden)
  10. ehren (lobpreisen; preisen; loben; rühmen; inden Himmel heben)
    lofprijzen
    • lofprijzen verbo (lofprijs, lofprijst, lofprees, lofprezen, lofgeprezen)

Conjugaciones de ehren:

Präsens
  1. ehre
  2. ehrst
  3. ehrt
  4. ehren
  5. ehrt
  6. ehren
Imperfekt
  1. ehrte
  2. ehrtest
  3. ehrte
  4. ehrten
  5. ehrtet
  6. ehrten
Perfekt
  1. habe geehrt
  2. hast geehrt
  3. hat geehrt
  4. haben geehrt
  5. habt geehrt
  6. haben geehrt
1. Konjunktiv [1]
  1. ehre
  2. ehrest
  3. ehre
  4. ehren
  5. ehret
  6. ehren
2. Konjunktiv
  1. ehrte
  2. ehrtest
  3. ehrte
  4. ehrten
  5. ehrtet
  6. ehrten
Futur 1
  1. werde ehren
  2. wirst ehren
  3. wird ehren
  4. werden ehren
  5. werdet ehren
  6. werden ehren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ehren
  2. würdest ehren
  3. würde ehren
  4. würden ehren
  5. würdet ehren
  6. würden ehren
Diverses
  1. ehr!
  2. ehrt!
  3. ehren Sie!
  5. geehrt
  6. ehrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for ehren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
achten Achten; Ehren; Erweisen der Ehre
appreciëren Würdigung
eerbiedigen Ehrerbietung; Hochachtung; Respekt
eren Achten; Ehren; Erweisen der Ehre
waarderen Anerkennen; Anrechnen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
achten achten; ehren; hochachten; hochhalten; hochschätzen; respektieren; schätzen; verehren
appreciëren achten; ehren; hochachten; hochhalten; hochschätzen; respektieren; schätzen; verehren; würdigen
de hemel in prijzen achten; ehren; herausstreichen; hochachten; indenHimmelheben; loben; lobpreisen; preisen; rühmen; segnen
eer aandoen achten; ehren; hochachten; huldigen
eer bewijzen ehren
eerbied bewijzen Ehrfurcht bezeigen; achten; ehren; herausstreichen; hochachten; indenHimmelheben; loben; lobpreisen; preisen; rühmen; segnen
eerbiedigen achten; ehren; hochachten; hochhalten; hochschätzen; respektieren; schätzen; verehren
eren Ehrfurcht bezeigen; achten; ehren; herausstreichen; hochachten; huldigen; indenHimmelheben; loben; lobpreisen; preisen; rühmen; segnen
feestelijk onthalen bewirten; ehren; einen ausgeben; feiern; festlich bewirten; spendieren
fuiven bewirten; ehren; einen ausgeben; feiern; festlich bewirten; spendieren einen ausgeben
fêteren bewirten; ehren; einen ausgeben; feiern; festlich bewirten; spendieren
hemelhoog prijzen achten; ehren; herausstreichen; hochachten; indenHimmelheben; loben; lobpreisen; preisen; rühmen; segnen
hoogachten achten; ehren; hochachten; hochhalten; hochschätzen; respektieren; schätzen; verehren
hoogschatten achten; ehren; hochachten; hochhalten; hochschätzen; respektieren; schätzen; verehren
houden aan ehren
hulde bewijzen achten; ehren; hochachten; huldigen
huldigen achten; ehren; hochachten; huldigen
in ere houden achten; ehren; hochachten; hochhalten; in Ehre halten
lofprijzen ehren; inden Himmel heben; loben; lobpreisen; preisen; rühmen
op prijs stellen achten; ehren; hochachten; hochhalten; hochschätzen; respektieren; schätzen; verehren; würdigen
ophemelen achten; ehren; herausstreichen; hochachten; indenHimmelheben; loben; lobpreisen; preisen; rühmen; segnen
respecteren achten; ehren; hochachten; hochhalten; hochschätzen; respektieren; schätzen; verehren
waarderen achten; ehren; hochachten; hochhalten; hochschätzen; respektieren; schätzen; verehren; würdigen

Sinónimos de "ehren":


Wiktionary: ehren

ehren
verb
  1. iemand lof toezwaaien
Cross Translation:
FromToVia
• ehren → respecteren; huldigen; eren; vereren ↔ honour — think of, respect highly
• ehren → eren; huldigen ↔ honour — confer honour on
• ehren → liefhebben; houden van ↔ love — care about; will good for
• ehren → hechten aan; houden van; mogen; waarderen; begroten; schatten; taxeren; achten; achting hebben voor; achting toedragen; hoogachten ↔ apprécier — Estimer, évaluer (quelque chose), en fixer la valeur, le prix. (Sens général).
• ehren → eren; huldigen; vereren ↔ honorer — rendre honneur et respect.

Traducciones relacionadas de Ehre







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0729 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos