Alemán

Traducciones detalladas de falten de alemán a neerlandés

falten:

falten verbo (falte, faltest, faltet, faltete, faltetet, gefaltet)

  1. falten (zusammenfalten; umfalten; falzen)
    vouwen; opvouwen
    • vouwen verbo (vouw, vouwt, vouwde, vouwden, gevouwd)
    • opvouwen verbo (vouw op, vouwt op, vouwde op, vouwden op, opgevouwen)
  2. falten (falzen)
    plooien
    • plooien verbo (plooi, plooit, plooide, plooiden, geplooid)
  3. falten (zusammenfalten)
    samenvouwen
    • samenvouwen verbo (vouw samen, vouwt samen, vouwde samen, vouwden samen, samengevouwd)
  4. falten (zusammenfalten)
    toevouwen
    • toevouwen verbo (vouw toe, vouwt toe, vouwde toe, vouwden toe, toegevouwen)
  5. falten (entfalten; offenfalten)
    ontvouwen; uitspreiden; uitklappen; uitslaan; uitvouwen; openspreiden; openvouwen
    • ontvouwen verbo (ontvouw, ontvouwt, ontvouwde, ontvouwden, ontvouwd)
    • uitspreiden verbo (spreid uit, spreidt uit, spreidde uit, spreidden uit, uitgespreid)
    • uitklappen verbo (klap uit, klapt uit, klapte uit, klapten uit, uitgeklapt)
    • uitslaan verbo (sla uit, slaat uit, sloeg uit, sloegen uit, uitgeslagen)
    • uitvouwen verbo (vouw uit, vouwt uit, vouwde uit, vouwden uit, uitgevouwen)
    • openspreiden verbo
    • openvouwen verbo (vouw open, vouwt open, vouwde open, vouwden open, opengevouwen)
  6. falten (umfalten; umknicken)
    omvouwen; ten dele vouwen
  7. falten (zusammenfalten; zusammenlegen)
    dubbelvouwen
    • dubbelvouwen verbo (vouw dubbel, vouwt dubbel, vouwde dubbel, vouwden dubbel, dubbelgevouwen)
  8. falten (runzligwerden; schrumpfen; einschrumpfen; )
    samentrekken; verschrompelen; slinken; indrogen; schrompelen
    • samentrekken verbo (trek samen, trekt samen, samengetrokken)
    • verschrompelen verbo (verschrompel, verschrompelt, verschrompelde, verschrompelden, verschrompeld)
    • slinken verbo (slink, slinkt, slonk, slonken, geslonken)
    • indrogen verbo (droog in, droogt in, droogde in, droogden in, ingedroogd)
    • schrompelen verbo (schrompel, schrompelt, schrompelde, schrompelden, geschrompeld)
  9. falten (umknicken; umfalten)
    omknikken
    • omknikken verbo (knik om, knikt om, knikte om, knikten om, omgeknikt)
  10. falten

Conjugaciones de falten:

Präsens
  1. falte
  2. faltest
  3. faltet
  4. falten
  5. faltet
  6. falten
Imperfekt
  1. faltete
  2. faltetest
  3. faltete
  4. falteten
  5. faltetet
  6. falteten
Perfekt
  1. habe gefaltet
  2. hast gefaltet
  3. hat gefaltet
  4. haben gefaltet
  5. habt gefaltet
  6. haben gefaltet
1. Konjunktiv [1]
  1. falte
  2. faltest
  3. falte
  4. falten
  5. faltet
  6. falten
2. Konjunktiv
  1. faltete
  2. faltetest
  3. faltete
  4. falteten
  5. faltetet
  6. falteten
Futur 1
  1. werde falten
  2. wirst falten
  3. wird falten
  4. werden falten
  5. werdet falten
  6. werden falten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde falten
  2. würdest falten
  3. würde falten
  4. würden falten
  5. würdet falten
  6. würden falten
Diverses
  1. falte!
  2. faltet!
  3. falten Sie!
  4. gefaltet
  5. faltend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for falten:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
dubbelvouwen falten; zusammenfalten; zusammenlegen
indrogen einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen austrocknen; einschrumpfen; eintrocknen; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; trockenlegen; trocknen; verkümmern; vertrocknen; zusammenschrumpfen
omknikken falten; umfalten; umknicken
omvouwen falten; umfalten; umknicken
ontvouwen entfalten; falten; offenfalten aufschließen; auseinandersetzen; darlegen; deuten; erklären; erläutern; erörtern; illustrieren; schildern; verdeutlichen
openspreiden entfalten; falten; offenfalten
openvouwen entfalten; falten; offenfalten
opvouwen falten; falzen; umfalten; zusammenfalten
plooien falten; falzen
samentrekken einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen zusammenziehen
samenvouwen falten; zusammenfalten Rollup ausführen
schrompelen einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen zusammenschrumpfen
slinken einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen abnehmen; beschränken; einschrumpfen; einschränken; herabsetzen; kürzen; mindern; reduzieren; schrumpfen; schwinden; vermindern; verringern; zurückgehen; zusammenschrumpfen
ten dele vouwen falten; umfalten; umknicken
toevouwen falten; zusammenfalten
uitklappen entfalten; falten; offenfalten auseinanderfalten; ausklappen
uitslaan entfalten; falten; offenfalten ausschlagen
uitspreiden entfalten; falten; offenfalten auslegen; bereitlegen; bereitstellen; zurechtlegen
uitvouwen entfalten; falten; offenfalten
verfromfraaien falten
verschrompelen einschrumpfen; eintrocknen; falten; runzligwerden; schrumpeln; schrumpfen; schwinden; sichkrümmen; zusammenschrumpfen
vouwen falten; falzen; umfalten; zusammenfalten
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
samenvouwen reduzieren

Sinónimos de "falten":


Wiktionary: falten

falten
verb
  1. verschränken
  2. umbiegen und zusammenlegen
falten
verb
  1. iets in losse vouwen opstapelen
  2. twee delen over een naad tezamen buigen

Cross Translation:
FromToVia
falten vouwen fold — bend (thin material) over
falten plooien fold — make the proper arrangement (in a thin material) by bending
falten plooien; vouwen; omvouwen plier — Mettre en double... (sens général)

Falten:

Falten [die ~] sustantivo

  1. die Falten (Schatten)
    kringen onder de ogen; de schaduwen

Translation Matrix for Falten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
kringen onder de ogen Falten; Schatten
schaduwen Falten; Schatten Beschatten; Gespenster; umhertreibende Schatten
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
schaduwen schattieren

Traducciones automáticas externas:

Traducciones relacionadas de falten