Resumen
Alemán a neerlandés: más información...
- begünstigen:
-
Wiktionary:
- begünstigen → bevoordelen
- begünstigen → beveiligen, in veiligheid brengen, veilig stellen, vrijwaren, behoeden, beschermen, beloven, toezeggen, uitloven, verzeggen, nakomen, naleven, uitvoeren, verrichten, vervullen, voltrekken, borg staan voor, garanderen, sponsoren, waarborgen, betuigen, verzekeren, assureren, bewaken, bewaren, de wacht hebben, hoeden, waken over
Alemán
Traducciones detalladas de begünstigen de alemán a neerlandés
begünstigen:
-
begünstigen (bevorzugen; bevorrechten)
-
begünstigen (spenden; geben; schenken; gießen; erweisen; bevorzugen; ausstellen; verschenken; einschenken; einreichen; austeilen; bevorrechten; verehren; stiften)
-
begünstigen (bevorzugen)
Conjugaciones de begünstigen:
Präsens
- begünstige
- begünstigst
- begünstigt
- begünstigen
- begünstigt
- begünstigen
Imperfekt
- begünstigte
- begünstigtest
- begünstigte
- begünstigten
- begünstigtet
- begünstigten
Perfekt
- habe begünstigt
- hast begünstigt
- hat begünstigt
- haben begünstigt
- habt begünstigt
- haben begünstigt
1. Konjunktiv [1]
- begünstige
- begünstigest
- begünstige
- begünstigen
- begünstiget
- begünstigen
2. Konjunktiv
- begünstigte
- begünstigtest
- begünstigte
- begünstigten
- begünstigtet
- begünstigten
Futur 1
- werde begünstigen
- wirst begünstigen
- wird begünstigen
- werden begünstigen
- werdet begünstigen
- werden begünstigen
1. Konjunktiv [2]
- würde begünstigen
- würdest begünstigen
- würde begünstigen
- würden begünstigen
- würdet begünstigen
- würden begünstigen
Diverses
- begünstig!
- begünstigt!
- begünstigen Sie!
- begünstigt
- begünstigend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for begünstigen:
Sinónimos de "begünstigen":
Wiktionary: begünstigen
begünstigen
Cross Translation:
verb
-
iemand ~: aan iemand bijzondere gunsten verlenen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• begünstigen | → beveiligen; in veiligheid brengen; veilig stellen; vrijwaren; behoeden; beschermen; beloven; toezeggen; uitloven; verzeggen; nakomen; naleven; uitvoeren; verrichten; vervullen; voltrekken; borg staan voor; garanderen; sponsoren; waarborgen; betuigen; verzekeren; assureren | ↔ assurer — rendre stable. |
• begünstigen | → behoeden; beschermen; bewaken; bewaren; de wacht hebben; hoeden; waken over | ↔ protéger — prendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui. |
Traducciones automáticas externas: