Inicio ->Diccionarios ->alemán/neerlandés ->Traducir einrücken

Traducir einrücken de alemán a neerlandés

Resumen
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. einrücken:
  2. Wiktionary:

Alemán

Traducciones detalladas de einrücken de alemán a neerlandés

einrücken:

einrücken verbo (rücke ein, rückst ein, rückt ein, rückte ein, rücktet ein, eingerückt)

  1. einrücken (ablegen; setzen; legen; )
    leggen; plaatsen; zetten; deponeren; neerleggen; stationeren; neerzetten
    • leggen verbo (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • plaatsen verbo (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • zetten verbo (zet, zette, zetten, gezet)
    • deponeren verbo (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
    • neerleggen verbo (leg neer, legt neer, legde neer, legden neer, neergelegd)
    • stationeren verbo (stationeer, stationeert, stationeerde, stationeerden, gestationeerd)
    • neerzetten verbo (zet neer, zette neer, zetten neer, neergezet)
  2. einrücken (hineinfallen; einfallen; einziehen; )
    onverwachts langskomen; binnenvallen
  3. einrücken (einmarschieren; einfallen; einziehen)
    binnentrekken; binnenmarcheren
    • binnentrekken verbo (trek binnen, trekt binnen, trok binnen, trokken binnen, binnengetrokken)
    • binnenmarcheren verbo (marcheer binnen, marcheert binnen, marcheerde binnen, marcheerden binnen, binnengemarcheerd)
  4. einrücken (unteraus legen; stecken; legen; )
    neerleggen; onderuit halen
  5. einrücken (rücken; versetzen; verschieben; )
    verplaatsen; opschuiven; verzetten; plaats maken
    • verplaatsen verbo (verplaats, verplaatst, verplaatste, verplaatsten, verplaatst)
    • opschuiven verbo (schuif op, schuift op, schoof op, schoven op, opgeschoven)
    • verzetten verbo (verzet, verzette, verzetten, verzet)
    • plaats maken verbo (maak plaats, maakt plaats, maakte plaats, maakten plaats, plaats gemaakt)

Conjugaciones de einrücken:

Präsens
  1. rücke ein
  2. rückst ein
  3. rückt ein
  4. rücken ein
  5. rückt ein
  6. rücken ein
Imperfekt
  1. rückte ein
  2. rücktest ein
  3. rückte ein
  4. rückten ein
  5. rücktet ein
  6. rückten ein
Perfekt
  1. habe eingerückt
  2. hast eingerückt
  3. hat eingerückt
  4. haben eingerückt
  5. habt eingerückt
  6. haben eingerückt
1. Konjunktiv [1]
  1. rücke ein
  2. rückest ein
  3. rücke ein
  4. rücken ein
  5. rücket ein
  6. rücken ein
2. Konjunktiv
  1. rückte ein
  2. rücktest ein
  3. rückte ein
  4. rückten ein
  5. rücktet ein
  6. rückten ein
Futur 1
  1. werde einrücken
  2. wirst einrücken
  3. wird einrücken
  4. werden einrücken
  5. werdet einrücken
  6. werden einrücken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde einrücken
  2. würdest einrücken
  3. würde einrücken
  4. würden einrücken
  5. würdet einrücken
  6. würden einrücken
Diverses
  1. rück ein!
  2. rückt ein!
  3. rücken Sie ein!
  5. eingerückt
  6. einrückend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for einrücken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
binnenvallen Hereinplatzen; Hineinplatzen
leggen Aufhören mit arbeiten
neerleggen Abschießen; Niederschießen; Totschießen
neerzetten Absetzen
zetten Satz; Setzarbeit; Setzen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
binnenmarcheren einfallen; einmarschieren; einrücken; einziehen
binnentrekken einfallen; einmarschieren; einrücken; einziehen
binnenvallen einbrechen; einfallen; einholen; einrücken; einwandern; einziehen; hereinschneien; hereinziehen; hineindringen; hineinfallen; schneien eindringen; hineindringen
deponeren ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen ablagern; ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; hinterlegen; lagern; niederlegen; speichern; stürzen; unterbringen; wegbergen
leggen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen ablagern; ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; legen; niederlegen; unterbringen; wegbergen
neerleggen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; hinterlegen; lagern; niederlegen
neerzetten ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen einordnen; einräumen; hinstellen
onderuit halen ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen
onverwachts langskomen einbrechen; einfallen; einholen; einrücken; einwandern; einziehen; hereinschneien; hereinziehen; hineindringen; hineinfallen; schneien
opschuiven aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen; vor sich her schieben; vorschieben
plaats maken aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken
plaatsen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen ablagern; ablegen; akkomodieren; anlegen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; ausfindig machen; bauen; beherbergen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einquartieren; einrichten; einräumen; einsetzen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; jemandem Unterkunft bieten; lagern; legen; lokalisieren; niederlegen; plazieren; postieren; räumlich anordnen; stellen; unterbringen
stationeren ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen aufstellen; deponieren; einsetzen; installieren; plazieren; postieren; stellen
verplaatsen aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken beseitigen; entfernen; fortbringen; fortschaffen; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; vertreiben; wegbewegen; wegschaffen; wegtun
verzetten aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; zur Seite rücken; zusammenrücken abwehren; sich sträuben; sich wehren; sich widersetzen; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; wehren
zetten ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen ablagern; ablegen; bergen; deponieren; einordnen; einräumen; hinstellen; legen; unterbringen

Sinónimos de "einrücken":

  • eingreifen; in Eingriff bringen; ineinander greifen

Wiktionary: einrücken

Cross Translation:
FromToVia
• einrücken → verenigen; aaneenvoegen; bijeenbrengen; samenbrengen; koppelen ↔ accoupler — joindre deux choses ensemble.
• einrücken → koppelen ↔ coupler — Lier ensemble.
• einrücken → schuiven; vullen; opvullen; inschuiven; instoppen; indoen; inleggen; inzetten ↔ fourrer — introduire, faire entrer, placer en quelque endroit, mettre parmi d’autres choses.
• einrücken → inschuiven; instoppen; indoen; inleggen; inzetten; binnenleiden; inleiden; invoeren; steken; insteken; adverteren; annonceren; aankondigen; aandienen ↔ introduire — Faire entrer une chose dans une autre.







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0638 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos