Resumen
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. fegen:
  2. Wiktionary:


Alemán

Traducciones detalladas de fegen de alemán a neerlandés

fegen:

fegen verbo (fege, fegst, fegt, fegte, fegtet, gefegt)

  1. fegen (abwischen)
    afvegen; afwissen
    • afvegen verbo (veeg af, veegt af, veegde af, veegden af, afgeveegd)
    • afwissen verbo (wis af, wist af, wiste af, wisten af, afgewist)
  2. fegen (herausschreien; rasen; schreien; )
    brullen; uitroepen; uitschreeuwen; het uitgillen
    • brullen verbo (brul, brult, brulde, brulden, gebruld)
    • uitroepen verbo (roep uit, roept uit, riep uit, riepen uit, uitgeroepen)
    • uitschreeuwen verbo (schreeuw uit, schreeuwt uit, schreeuwde uit, schreeuwden uit, uitgeschreeuwd)
  3. fegen (eilen; jagen; laufen; )

Conjugaciones de fegen:

Präsens
  1. fege
  2. fegst
  3. fegt
  4. fegen
  5. fegt
  6. fegen
Imperfekt
  1. fegte
  2. fegtest
  3. fegte
  4. fegten
  5. fegtet
  6. fegten
Perfekt
  1. habe gefegt
  2. hast gefegt
  3. hat gefegt
  4. haben gefegt
  5. habt gefegt
  6. haben gefegt
1. Konjunktiv [1]
  1. fege
  2. fegest
  3. fege
  4. fegen
  5. feget
  6. fegen
2. Konjunktiv
  1. fegte
  2. fegtest
  3. fegte
  4. fegten
  5. fegtet
  6. fegten
Futur 1
  1. werde fegen
  2. wirst fegen
  3. wird fegen
  4. werden fegen
  5. werdet fegen
  6. werden fegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde fegen
  2. würdest fegen
  3. würde fegen
  4. würden fegen
  5. würdet fegen
  6. würden fegen
Diverses
  1. fege!
  2. fegt!
  3. fegen Sie!
  4. gefegt
  5. fegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for fegen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
afwissen Abnehmen; Abwischen; Staub abnehmen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
afvegen abwischen; fegen abwischen; fortwischen; wegwischen
afwissen abwischen; fegen
brullen bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen brüllen; herausschreien; heulen; jauchzen; johlen; jubeln; keifen; kläffen; kreischen; lautauf schreien; lärmen; poltern; schreien; skandieren; toben; weinen
het uitgillen bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen
tempo maken eilen; fangen; fegen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; springen; sprinten; spritzen; stürzen; tragen; wetzen
uitroepen bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen aufschreien; ausrufen; brüllen; herausschreien; kreischen
uitschreeuwen bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen aufschreien; brüllen; herausschreien; kreischen

Sinónimos de "fegen":


Wiktionary: fegen

fegen
verb
  1. zonder water schoonmaken met een borstel

Cross Translation:
FromToVia
fegen vegen sweep — to clean using a broom or brush
fegen bezemen; vegen; aanvegen; opvegen; schoonvegen balayernettoyer un lieu avec le balai.