Inicio ->Diccionarios ->alemán/neerlandés ->Traducir geziert

Traducir geziert de alemán a neerlandés

Resumen
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. geziert:
  2. zieren:
  3. Wiktionary:

Alemán

Traducciones detalladas de geziert de alemán a neerlandés

geziert:

geziert adj.

  1. geziert (affektiert; geschraubt)
    geaffecteerd; bekakt; dikdoenerig
  2. geziert (gekünstelt; geschraubt; unnatürlich; )
    geaffecteerd; gemaakt; onnatuurlijk; gezocht; gewrongen; gekunsteld
  3. geziert (anstellen)
    aanstellerig; gekunsteld; dikdoenerig

Translation Matrix for geziert:

AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
aanstellerig anstellen; geziert affektiert; schwülstig; sich anstellen; theatralisch; zimperlich; übertrieben
bekakt affektiert; geschraubt; geziert
dikdoenerig affektiert; anstellen; geschraubt; geziert
geaffecteerd affektiert; gekünstelt; geschraubt; geziert; künstlich; unecht; unnatürlich
gekunsteld affektiert; anstellen; gekünstelt; geschraubt; geziert; künstlich; unecht; unnatürlich künstlerisch
gemaakt affektiert; gekünstelt; geschraubt; geziert; künstlich; unecht; unnatürlich affektiert; erkünstelt; erschaffen; forciert; gekünstelt; gemacht; geschaffen; gezwungen; hergestellt; kreiert; produziert; unnatürlich; zwangsmässig
gewrongen affektiert; gekünstelt; geschraubt; geziert; künstlich; unecht; unnatürlich
gezocht affektiert; gekünstelt; geschraubt; geziert; künstlich; unecht; unnatürlich beliebt; gefragt; geliebt; gerngesehen; gesucht; gewollt; gewünscht; populär
onnatuurlijk affektiert; gekünstelt; geschraubt; geziert; künstlich; unecht; unnatürlich affektiert; erkünstelt; forciert; gekünstelt; gezwungen; unnatürlich; zwangsmässig

Sinónimos de "geziert":


Wiktionary: geziert

Cross Translation:
FromToVia
• geziert → gekunsteld; gemaakt; gewrongen ↔ affété — Qui est plein d’afféterie dans son air, dans ses manières, dans son langage.
• geziert → gemaakt; kunstmatig; artificieel; gekunsteld; gewrongen ↔ artificiel — Qui remplace la nature par l’art ou l’artifice.

zieren:

zieren verbo (ziere, zierst, ziert, zierte, ziertet, geziert)

  1. zieren (garnieren; gestalten; aufmachen; )
    versieren; afwerken; garneren; schotels garneren; opmaken; opsmukken
    • versieren verbo (versier, versiert, versierde, versierden, versierd)
    • afwerken verbo (werk af, werkt af, werkte af, werkten af, afgewerkt)
    • garneren verbo (garneer, garneert, garneerde, garneerden, gegarneerd)
    • opmaken verbo (maak op, maakt op, maakte op, maakten op, opgemaakt)
    • opsmukken verbo (smuk op, smukt op, smukte op, smukten op, opgesmukt)
  2. zieren (verzieren; schmücken)
    opluisteren
    • opluisteren verbo (luister op, luistert op, luisterde op, luisterden op, opgeluisterd)

Conjugaciones de zieren:

Präsens
  1. ziere
  2. zierst
  3. ziert
  4. zieren
  5. ziert
  6. zieren
Imperfekt
  1. zierte
  2. ziertest
  3. zierte
  4. zierten
  5. ziertet
  6. zierten
Perfekt
  1. habe geziert
  2. hast geziert
  3. hat geziert
  4. haben geziert
  5. habt geziert
  6. haben geziert
1. Konjunktiv [1]
  1. ziere
  2. zierest
  3. ziere
  4. zieren
  5. zieret
  6. zieren
2. Konjunktiv
  1. zierte
  2. ziertest
  3. zierte
  4. zierten
  5. ziertet
  6. zierten
Futur 1
  1. werde zieren
  2. wirst zieren
  3. wird zieren
  4. werden zieren
  5. werdet zieren
  6. werden zieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zieren
  2. würdest zieren
  3. würde zieren
  4. würden zieren
  5. würdet zieren
  6. würden zieren
Diverses
  1. zier!
  2. ziert!
  3. zieren Sie!
  5. geziert
  6. zierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for zieren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
afwerken Absolvieren; Schlachten; Vollenden
opluisteren Ausschmückung; Girlande; Verzierung
opmaken Redigieren; Zurechtmachen
opsmukken Aufschmücken; Ausschmückung; Dekorieren
versieren Ausschmückung; Dekorieren; Girlande; Schmücken; Verzierung
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
afwerken aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren abmachen; erledigen; fertig bringen
garneren aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren
opluisteren schmücken; verzieren; zieren
opmaken aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren Vorbereitungen treffen; anmalen; aufbrauchen; aufmachen; benutzen; gebrauchen; konsumieren; schminken; seineErsparnisseverprassen; verbrauchen; vergeuden; verprassen; verschwenden
opsmukken aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren anmalen; aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; sich ausschmucken; verzieren
schotels garneren aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren
versieren aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren dekorieren; einkleiden; verzieren

Sinónimos de "zieren":


Wiktionary: zieren

Cross Translation:
FromToVia
• zieren → sieren ↔ adorn — to make more beautiful and attractive; to decorate







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0698 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos