Inicio ->Diccionarios ->alemán/neerlandés ->Traducir gruppieren

Traducir gruppieren de alemán a neerlandés

Resumen
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. gruppieren:
  2. Wiktionary:

Alemán

Traducciones detalladas de gruppieren de alemán a neerlandés

gruppieren:

gruppieren verbo (gruppiere, gruppierst, gruppiert, gruppierte, gruppiertet, gruppiert)

  1. gruppieren (einteilen; klassifizieren; ordnen; sortieren)
    ordenen; indelen; groeperen; arrangeren; systematiseren
    • ordenen verbo (orden, ordent, ordende, ordenden, geordend)
    • indelen verbo (deel in, deelt in, deelde in, deelden in, ingedeeld)
    • groeperen verbo (groepeer, groepeert, groepeerde, groepeerden, gegroepeerd)
    • arrangeren verbo (arrangeer, arrangeert, arrangeerde, arrangeerden, gearrangeerd)
    • systematiseren verbo (systematiseer, systematiseert, systematiseerde, systematiseerden, gesystematiseerd)
  2. gruppieren (ablegen; setzen; legen; )
    leggen; plaatsen; zetten; deponeren; neerleggen; stationeren; neerzetten
    • leggen verbo (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • plaatsen verbo (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • zetten verbo (zet, zette, zetten, gezet)
    • deponeren verbo (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
    • neerleggen verbo (leg neer, legt neer, legde neer, legden neer, neergelegd)
    • stationeren verbo (stationeer, stationeert, stationeerde, stationeerden, gestationeerd)
    • neerzetten verbo (zet neer, zette neer, zetten neer, neergezet)
  3. gruppieren (hinstellen; installieren; einordnen; räumlich anordnen)
    situeren; plaatsen; zich afspelen
    • situeren verbo (situeer, situeert, situeerde, situeerden, gesitueerd)
    • plaatsen verbo (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
  4. gruppieren (unteraus legen; stecken; legen; )
    neerleggen; onderuit halen
  5. gruppieren
    groeperen
    • groeperen verbo (groepeer, groepeert, groepeerde, groepeerden, gegroepeerd)
  6. gruppieren
    groep

Conjugaciones de gruppieren:

Präsens
  1. gruppiere
  2. gruppierst
  3. gruppiert
  4. gruppieren
  5. gruppiert
  6. gruppieren
Imperfekt
  1. gruppierte
  2. gruppiertest
  3. gruppierte
  4. gruppierten
  5. gruppiertet
  6. gruppierten
Perfekt
  1. habe gruppiert
  2. hast gruppiert
  3. hat gruppiert
  4. haben gruppiert
  5. habt gruppiert
  6. haben gruppiert
1. Konjunktiv [1]
  1. gruppiere
  2. gruppierest
  3. gruppiere
  4. gruppieren
  5. gruppieret
  6. gruppieren
2. Konjunktiv
  1. gruppierte
  2. gruppiertest
  3. gruppierte
  4. gruppierten
  5. gruppiertet
  6. gruppierten
Futur 1
  1. werde gruppieren
  2. wirst gruppieren
  3. wird gruppieren
  4. werden gruppieren
  5. werdet gruppieren
  6. werden gruppieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde gruppieren
  2. würdest gruppieren
  3. würde gruppieren
  4. würden gruppieren
  5. würdet gruppieren
  6. würden gruppieren
Diverses
  1. gruppiere!
  2. gruppiert!
  3. gruppieren Sie!
  5. gruppiert
  6. gruppierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for gruppieren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
groep Ansammlung; Begleitung; Ensemble; Gemeinde; Gesellschaft; Gruppe; Horde; Klasse; Schar; Schub; Stamm; Theaterensemble; Theatergesellschaft; Theatergruppe; Trupp; Truppe; Verteilergruppe; Verteilerliste; Zusammenrottung
leggen Aufhören mit arbeiten
neerleggen Abschießen; Niederschießen; Totschießen
neerzetten Absetzen
ordenen Anordnen; Anpassen; Arrangieren
zetten Satz; Setzarbeit; Setzen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
arrangeren einteilen; gruppieren; klassifizieren; ordnen; sortieren anordnen; arrangieren; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einrichten; erbauen; errichten; herrichten; ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern; veranstalten
deponeren ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen ablagern; ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; hinterlegen; lagern; niederlegen; speichern; stürzen; unterbringen; wegbergen
groep gruppieren
groeperen einteilen; gruppieren; klassifizieren; ordnen; sortieren
indelen einteilen; gruppieren; klassifizieren; ordnen; sortieren
leggen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen ablagern; ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; legen; niederlegen; unterbringen; wegbergen
neerleggen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; hinterlegen; lagern; niederlegen
neerzetten ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen einordnen; einräumen; hinstellen
onderuit halen ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen
ordenen einteilen; gruppieren; klassifizieren; ordnen; sortieren alles auf die Reihe bringen; gliedern; katalogisieren; ordnen
plaatsen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; räumlich anordnen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen ablagern; ablegen; akkomodieren; anlegen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; ausfindig machen; bauen; beherbergen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einquartieren; einrichten; einräumen; einsetzen; hinlegen; hinstellen; installieren; jemandem Unterkunft bieten; lagern; legen; lokalisieren; niederlegen; plazieren; postieren; stellen; unterbringen
situeren einordnen; gruppieren; hinstellen; installieren; räumlich anordnen
stationeren ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen aufstellen; deponieren; einsetzen; installieren; plazieren; postieren; stellen
systematiseren einteilen; gruppieren; klassifizieren; ordnen; sortieren
zetten ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen ablagern; ablegen; bergen; deponieren; einordnen; einräumen; hinstellen; legen; unterbringen
zich afspelen einordnen; gruppieren; hinstellen; installieren; räumlich anordnen

Sinónimos de "gruppieren":


Wiktionary: gruppieren

gruppieren
verb
  1. in groepen stellen
Cross Translation:
FromToVia
• gruppieren → groeperen ↔ group — put together to form a group
• gruppieren → groeperen; ophopen; verzamelen ↔ grouper — Réunir
• gruppieren → afhalen; meebrengen; meenemen; vergaderen; medenemen; medebrengen; collecteren; innen; inzamelen; oogsten; plukken; rapen; verzamelen; groeperen; ophopen; opeenhopen; stapelen; opstapelen; opeenstapelen; tassen ↔ rassembler — assembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0530 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos