Alemán
Traducciones detalladas de kränken de alemán a neerlandés
kränken:
-
kränken (beleidigen; düpieren)
-
kränken (quetschen; düpieren; sichverwunden; verletzen; schädigen; schaden; verwunden)
-
kränken (verwunden; verletzen; düpieren)
-
kränken (beeinträchtigen; beschädigen; benachteiligen)
-
kränken (beleidigen; lästern; düpieren; verletzen; schmähen)
-
kränken
leed berokkenen-
leed berokkenen verbo (berokken leed, berokkent leed, berokkende leed, berokkenden leed, leed berokkend)
-
-
kränken (beschädigen; schaden; düpieren; anschlagen; verletzen; behindern; benachteiligen; schädigen)
schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; benadelen; duperen; nadeel toebrengen-
schade berokkenen verbo (berokken schade, berokkent schade, berokkende schade, berokkenden schade, schade berokkend)
-
schade toebrengen aan verbo (breng schade toe aan, brengt schade toe aan, bracht schade toe aan, brachten schade toe aan, volbracht schade toe aan)
-
nadeel toebrengen verbo (breng nadeel toe, brengt nadeel toe, bracht nadeel toe, brachten nadeel toe, nadeel toegebracht)
-
Conjugaciones de kränken:
Präsens
- kränke
- kränkst
- kränkt
- kränken
- kränkt
- kränken
Imperfekt
- kränkte
- kränktest
- kränkte
- kränkten
- kränktet
- kränkten
Perfekt
- habe gekränkt
- hast gekränkt
- hat gekränkt
- haben gekränkt
- habt gekränkt
- haben gekränkt
1. Konjunktiv [1]
- kränke
- kränkest
- kränke
- kränken
- kränket
- kränken
2. Konjunktiv
- kränkte
- kränktest
- kränkte
- kränkten
- kränktet
- kränkten
Futur 1
- werde kränken
- wirst kränken
- wird kränken
- werden kränken
- werdet kränken
- werden kränken
1. Konjunktiv [2]
- würde kränken
- würdest kränken
- würde kränken
- würden kränken
- würdet kränken
- würden kränken
Diverses
- kränk!
- kränkt!
- kränken Sie!
- gekränkt
- kränkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for kränken:
Sinónimos de "kränken":
Wiktionary: kränken
kränken
Cross Translation:
verb
-
nare opmerkingen maken tegen of over een persoon
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kränken | → bedroeven; ergeren | ↔ chagriner — Causer du chagrin, rendre triste. |
• kränken | → bedroeven; beproeven | ↔ contrister — (vieilli) attrister fortement. |
• kränken | → bedroeven; beproeven | ↔ désoler — transformer en solitude une région, une ville, en y exercer des ravages. |
• kränken | → beledigen; grieven; krenken; verongelijken | ↔ offenser — outrager quelqu’un par une offense. |
• kränken | → bedroeven; beproeven; pogen; streven; zich inspannen | ↔ peiner — Faire de la peine, causer du chagrin, de l’inquiétude, affliger. |