Inicio ->Diccionarios ->alemán/neerlandés ->Traducir unterschieden

Traducir unterschieden de alemán a neerlandés

Resumen
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. unterschieden:
  2. unterscheiden:
  3. Wiktionary:

Alemán

Traducciones detalladas de unterschieden de alemán a neerlandés

unterschieden:

unterschieden verbo

  1. unterschieden (ein Ehrezeichen geben; erkennen; abstechen; )
    onderscheiden; een ereteken geven
  2. unterschieden (Unterschied machen; unterscheiden; auseinanderhalten; dekorieren; zum Ritter schlagen)
    onderscheiden; onderscheid maken
  3. unterschieden (unterscheiden; erkennen; determinieren; )
    onderscheiden; van elkaar onderscheiden
    • onderscheiden verbo (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • van elkaar onderscheiden verbo (onderscheid van elkaar, onderscheidt van elkaar, onderscheidde van elkaar, onderscheidden van elkaar, van elkaar onderscheiden)

Translation Matrix for unterschieden:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
een ereteken geven abstechen; auseinanderhalten; bestimmen; determinieren; ein Ehrezeichen geben; erkennen; unterschieden
onderscheid maken Unterschied machen; auseinanderhalten; dekorieren; unterscheiden; unterschieden; zum Ritter schlagen
onderscheiden Unterschied machen; abstechen; auseinanderhalten; bestimmen; dekorieren; determinieren; ein Ehrezeichen geben; erkennen; unterscheiden; unterschieden; zum Ritter schlagen anschauen; ansehen; auseinanderhalten; bemerken; betrachten; dekorieren; einen Orden verleihen; erkennen; feststellen; glänzen; glühen; gucken; hinausragen; hinausragenüber; in den Ritterstand erheben; leuchten; schauen; scheinen; sehen; sich hervortun; sich unterscheiden; sichauszeichnen; spiegeln; spielen; strahlen; unterscheiden; wahrnehmen; zu sehen bekommen; zum Ritter schlagen
van elkaar onderscheiden abstechen; auseinanderhalten; bestimmen; determinieren; erkennen; unterscheiden; unterschieden
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
onderscheiden mannigfach; mannigfaltig; unterschiedlich; verschieden; verschiedenartig

unterschieden forma de unterscheiden:

unterscheiden verbo (unterscheide, unterscheidest, unterscheidet, unterschied, unterschiedet, unterschieden)

  1. unterscheiden (Unterschied machen; unterschieden; auseinanderhalten; dekorieren; zum Ritter schlagen)
    onderscheiden; onderscheid maken
  2. unterscheiden (auseinanderhalten)
    onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden
    • onderscheiden verbo (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • uit elkaar houden verbo (houd uit elkaar, houdt uit elkaar, hield uit elkaar, hielden uit elkaar, uit elkaar gehouden)
    • uiteenhouden verbo
  3. unterscheiden (unterschieden; erkennen; determinieren; )
    onderscheiden; van elkaar onderscheiden
    • onderscheiden verbo (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • van elkaar onderscheiden verbo (onderscheid van elkaar, onderscheidt van elkaar, onderscheidde van elkaar, onderscheidden van elkaar, van elkaar onderscheiden)
  4. unterscheiden (einen Orden verleihen; dekorieren; zum Ritter schlagen; in den Ritterstand erheben)
    decoreren; onderscheiden; ridderen; een onderscheidingsteken geven

Conjugaciones de unterscheiden:

Präsens
  1. unterscheide
  2. unterscheidest
  3. unterscheidet
  4. unterscheiden
  5. unterscheidet
  6. unterscheiden
Imperfekt
  1. unterschied
  2. unterschiedest
  3. unterschied
  4. unterschieden
  5. unterschiedet
  6. unterschieden
Perfekt
  1. habe unterschieden
  2. hast unterschieden
  3. hat unterschieden
  4. haben unterschieden
  5. habt unterschieden
  6. haben unterschieden
1. Konjunktiv [1]
  1. unterscheide
  2. unterscheidest
  3. unterscheide
  4. unterscheiden
  5. unterscheidet
  6. unterscheiden
2. Konjunktiv
  1. unterschiede
  2. unterschiedest
  3. unterschiede
  4. unterschieden
  5. unterschiedet
  6. unterschieden
Futur 1
  1. werde unterscheiden
  2. wirst unterscheiden
  3. wird unterscheiden
  4. werden unterscheiden
  5. werdet unterscheiden
  6. werden unterscheiden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde unterscheiden
  2. würdest unterscheiden
  3. würde unterscheiden
  4. würden unterscheiden
  5. würdet unterscheiden
  6. würden unterscheiden
Diverses
  1. unterscheide
  2. unterscheidet!
  3. unterscheiden Sie!
  5. unterschieden
  6. unterscheidend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for unterscheiden:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
decoreren Ausschmückung; Dekorieren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
decoreren dekorieren; einen Orden verleihen; in den Ritterstand erheben; unterscheiden; zum Ritter schlagen dekorieren; einkleiden; verzieren
een onderscheidingsteken geven dekorieren; einen Orden verleihen; in den Ritterstand erheben; unterscheiden; zum Ritter schlagen
onderscheid maken Unterschied machen; auseinanderhalten; dekorieren; unterscheiden; unterschieden; zum Ritter schlagen
onderscheiden Unterschied machen; abstechen; auseinanderhalten; bestimmen; dekorieren; determinieren; einen Orden verleihen; erkennen; in den Ritterstand erheben; unterscheiden; unterschieden; zum Ritter schlagen abstechen; anschauen; ansehen; auseinanderhalten; bemerken; bestimmen; betrachten; determinieren; ein Ehrezeichen geben; erkennen; feststellen; glänzen; glühen; gucken; hinausragen; hinausragenüber; leuchten; schauen; scheinen; sehen; sich hervortun; sich unterscheiden; sichauszeichnen; spiegeln; spielen; strahlen; unterschieden; wahrnehmen; zu sehen bekommen
ridderen dekorieren; einen Orden verleihen; in den Ritterstand erheben; unterscheiden; zum Ritter schlagen
uit elkaar houden auseinanderhalten; unterscheiden
uiteenhouden auseinanderhalten; unterscheiden
van elkaar onderscheiden abstechen; auseinanderhalten; bestimmen; determinieren; erkennen; unterscheiden; unterschieden
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
onderscheiden mannigfach; mannigfaltig; unterschiedlich; verschieden; verschiedenartig

Sinónimos de "unterscheiden":


Wiktionary: unterscheiden

unterscheiden
verb
  1. (transitiv) oder mit zwischen: trennen, differenzieren, auseinanderhalten, einen Unterschied machen
  2. (reflexiv) sich (von etwas/ jemandem) unterscheiden: anders sein (als etwas/ jemand)
unterscheiden
verb
  1. een verschil in aanmerking nemen
Cross Translation:
FromToVia
• unterscheiden → verschillen; afwijken ↔ differ — not to have the same characteristics
• unterscheiden → differentiëren; onderscheiden ↔ difference — to distinguish or differentiate
• unterscheiden → discrimineren; differentiëren; onderscheiden ↔ differentiate — to perceive the difference
• unterscheiden → onderscheiden ↔ distinguish — to see someone or something as different from others
• unterscheiden → scheiden ↔ separate — cause (things or people) to be separate
• unterscheiden → identificeren; vereenzelvigen; onderkennen; onderscheiden; onderscheid maken tussen ↔ identifier — didactique|fr comprendre deux choses sous une même idée.







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0589 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos