Inicio ->Diccionarios ->alemán/neerlandés ->Traducir verdorben

Traducir verdorben de alemán a neerlandés

Resumen
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. verdorben:
  2. verderben:
  3. Wiktionary:

Alemán

Traducciones detalladas de verdorben de alemán a neerlandés

verdorben:

verdorben adj.

  1. verdorben (verrotet; schlecht; vergammelt; )
    slecht; verrot; vergaan; bedorven; rottig; rot
  2. verdorben (widerlich; ranzig; schmutzig; )
    walgelijk; weerzinwekkend; vies; ranzig; goor; onverkwikkelijk; smerig; stuitend
  3. verdorben (verlottert; liederlich; verderbt; vergammelt)
    onzedelijk; verdorven; verregaand zedenloos; liederlijk

Translation Matrix for verdorben:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
vergaan Abfaulen; Auflösung; Verfall; Verwesung
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
vergaan abfaulen; ablaufen; ausfaulen; faulen; scheitern; sinken; untergehen; verfallen; verfaulen; vergehen; verkommen; verstreichen; vorbei gehen; wegfaulen; zerfallen; zurückgehen; zurücklaufen
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
bedorven faul; ranzig; schlecht; stinkend; stinkig; verdorben; verfault; vergammelt; verrotet aus der Art geschlagen; entartet; pervers
goor abgestanden; abscheuerregend; abscheulich; ekelerregend; ekelhaft; eklig; faul; fettig; ranzig; scheußlich; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schweinisch; stinkend; stinkig; unflätig; unsauber; verderbt; verdorben; verfault; vergammelt; widerlich; widerwärtig
liederlijk liederlich; verderbt; verdorben; vergammelt; verlottert
onverkwikkelijk abgestanden; abscheuerregend; abscheulich; ekelerregend; ekelhaft; eklig; faul; fettig; ranzig; scheußlich; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schweinisch; stinkend; stinkig; unflätig; unsauber; verderbt; verdorben; verfault; vergammelt; widerlich; widerwärtig ekelerregend; ekelhaft; eklig; entsetzlich; fettig; kaltherzig; lästig; schlüpfrig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schweinisch; schwer; stinkend; stinkig; störend; unangenehm; unbequem; unflätig; unsauber; widerwärtig
onzedelijk liederlich; verderbt; verdorben; vergammelt; verlottert frivol; gewissenlos; immoralisch; lasterhaft; obszön; schamlos; schweinisch; sittenlos; skrupellos; taktlos; unanständig; unehrenhaft; unflätig; unmoralisch; unschicklich; unsittlich; unzüchtig
ranzig abgestanden; abscheuerregend; abscheulich; ekelerregend; ekelhaft; eklig; faul; fettig; ranzig; scheußlich; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schweinisch; stinkend; stinkig; unflätig; unsauber; verderbt; verdorben; verfault; vergammelt; widerlich; widerwärtig ekelhaft; faul; fett; fettig; fleckig; krätzig; lumpig; nachlässig; ranzig; räudig; schlammig; schlampig; schlottrig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; sorglos; stinkig; trübe; unordentlich; verkommen; widerlich
rot faul; ranzig; schlecht; stinkend; stinkig; verdorben; verfault; vergammelt; verrotet beschwerlich; hinderlich; langweilig; lästig; mies; mühsam; problematisch; sauer; schwer; schwerlich; schwierig; unangenehm; unbequem; öde
rottig faul; ranzig; schlecht; stinkend; stinkig; verdorben; verfault; vergammelt; verrotet
slecht faul; ranzig; schlecht; stinkend; stinkig; verdorben; verfault; vergammelt; verrotet arg; armselig; aus der Art geschlagen; boshaft; bösartig; böse; doppelzüngig; dürftig; entartet; falsch; gebrechlich; gemein; handelen mit schlechten Gedanken; heimtückisch; hinfällig; hinterhältig; hinterlistig; karg; kärglich; mies; minderwertig; niederträchtig; niedrig; pervers; schlecht; schlimm; schwach; schäbig; tückisch; ungenügend; untergeordnet; unzureichend; zornig; zweitklassig; zweitrangig; ärmlich; übel
smerig abgestanden; abscheuerregend; abscheulich; ekelerregend; ekelhaft; eklig; faul; fettig; ranzig; scheußlich; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schweinisch; stinkend; stinkig; unflätig; unsauber; verderbt; verdorben; verfault; vergammelt; widerlich; widerwärtig ekelhaft; faul; fett; fettig; fleckig; krätzig; lumpig; räudig; schlammig; schlampig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; stinkig; trübe; unsauber; verkommen; widerlich
stuitend abgestanden; abscheuerregend; abscheulich; ekelerregend; ekelhaft; eklig; faul; fettig; ranzig; scheußlich; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schweinisch; stinkend; stinkig; unflätig; unsauber; verderbt; verdorben; verfault; vergammelt; widerlich; widerwärtig ekelerregend; ekelhaft; eklig; entsetzlich; fettig; schlüpfrig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schweinisch; stinkend; stinkig; unangenehm; unflätig; unsauber; widerwärtig
verdorven liederlich; verderbt; verdorben; vergammelt; verlottert gottlos; verderblich
verrot faul; ranzig; schlecht; stinkend; stinkig; verdorben; verfault; vergammelt; verrotet
vies abgestanden; abscheuerregend; abscheulich; ekelerregend; ekelhaft; eklig; faul; fettig; ranzig; scheußlich; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schweinisch; stinkend; stinkig; unflätig; unsauber; verderbt; verdorben; verfault; vergammelt; widerlich; widerwärtig ekelhaft; faul; fett; fettig; feucht; fleckig; frivol; gewissenlos; glitschig; krätzig; lasterhaft; lumpig; obszön; räudig; schamlos; schlammig; schlampig; schlüpfrig; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schweinisch; sittenlos; stinkig; trübe; unanständig; unehrenhaft; unflätig; unmoralisch; unsauber; unsittlich; unzüchtig; verkommen; widerlich
walgelijk abgestanden; abscheuerregend; abscheulich; ekelerregend; ekelhaft; eklig; faul; fettig; ranzig; scheußlich; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schweinisch; stinkend; stinkig; unflätig; unsauber; verderbt; verdorben; verfault; vergammelt; widerlich; widerwärtig abscheulich; abstoßend; ekelhaft; eklig; entsetzlich; furchtbar; fürchterlich; gewaltig; grauenerregend; graus; gräßlich; schauervoll; schaurig; scheußlich; schrecklich; unappetitlich; widerlich; widerwärtig
weerzinwekkend abgestanden; abscheuerregend; abscheulich; ekelerregend; ekelhaft; eklig; faul; fettig; ranzig; scheußlich; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schweinisch; stinkend; stinkig; unflätig; unsauber; verderbt; verdorben; verfault; vergammelt; widerlich; widerwärtig abscheuerregend; abscheulich; abstoßend; ekelerregend; ekelhaft; entsetzlich; furchtbar; fürchterlich; gewaltig; grauenerregend; graus; grausig; gräßlich; häßlich; schauervoll; schaurig; scheußlich; schrecklich; widerlich; widerwärtig
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
slecht boshaft
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
vergaan faul; ranzig; schlecht; stinkend; stinkig; verdorben; verfault; vergammelt; verrotet
verregaand zedenloos liederlich; verderbt; verdorben; vergammelt; verlottert

Sinónimos de "verdorben":


Wiktionary: verdorben

Cross Translation:
FromToVia
• verdorben → verderfelijk; rottend ↔ putrid — rotting, rotten, being in a state of putrefaction
• verdorben → bedorven ↔ spoilt — food: rendered unusable or inedible

verdorben forma de verderben:

verderben verbo (verderbe, verdirbst, verdirbt, verdarb, verdarbt, verdorben)

  1. verderben (verpesten; verseuchen)
    verpesten; bederven; verknoeien; stukmaken; verklungelen; verzieken; verbroddelen; verknallen
    • verpesten verbo (verpest, verpestte, verpestten, verpest)
    • bederven verbo (bederf, bederft, bedierf, bedierven, bedorven)
    • verknoeien verbo (verknoei, verknoeit, verknoeide, verknoeiden, verknoeid)
    • stukmaken verbo (maak stuk, maakt stuk, maakte stuk, maakten stuk, stukgemaakt)
    • verklungelen verbo (verklungel, verklungelt, verklungelde, verklungelden, verklungeld)
    • verzieken verbo
    • verbroddelen verbo (verbroddel, verbroddelt, verbroddelde, verbroddelden, verbroddeld)
    • verknallen verbo (verknal, verknalt, verknalde, verknalden, verknald)
  2. verderben (vergällen; verpfuschen; vermasseln; verhunzen; vermurksen)
    bederven; verpesten; vergallen; verknoeien
    • bederven verbo (bederf, bederft, bedierf, bedierven, bedorven)
    • verpesten verbo (verpest, verpestte, verpestten, verpest)
    • vergallen verbo (vergal, vergalt, vergalde, vergalden, vergald)
    • verknoeien verbo (verknoei, verknoeit, verknoeide, verknoeiden, verknoeid)
  3. verderben (degenerieren; abarten; abnehmen; ausarten; entarten)
    degenereren; achteruitgaan; verworden; verderven
    • degenereren verbo (degenereer, degenereert, degenereerde, degenereerden, gedegenereerd)
    • achteruitgaan verbo (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
    • verworden verbo (verword, verwordt, verwerd, verwerden, verworden)
    • verderven verbo (verderf, verderft, verdierf, verdierven, verdorven)
  4. verderben (vertun; verschwenden; vergeuden; )
    verspillen; verdoen
    • verspillen verbo (verspil, verspilt, verspilde, verspilden, verspild)
    • verdoen verbo (verdoe, verdoet, verdeed, verdeden, verdaan)
  5. verderben (verwüsten; vernichten; zerstören; )
    vernietigen; vernielen; ruineren; slopen; afbreken; verwoesten
    • vernietigen verbo (vernietig, vernietigt, vernietigde, vernietigden, vernietigd)
    • vernielen verbo (verniel, vernielt, vernielde, vernielden, vernield)
    • ruineren verbo
    • slopen verbo (sloop, sloopt, sloopte, sloopten, gesloopt)
    • afbreken verbo (breek af, breekt af, brak af, braken af, afgebroken)
    • verwoesten verbo (verwoest, verwoestte, verwoestten, verwoest)

Conjugaciones de verderben:

Präsens
  1. verderbe
  2. verdirbst
  3. verdirbt
  4. verderben
  5. verderbt
  6. verderben
Imperfekt
  1. verdarb
  2. verdarbst
  3. verdarb
  4. verdarben
  5. verdarbt
  6. verdarben
Perfekt
  1. habe verdorben
  2. hast verdorben
  3. hat verdorben
  4. haben verdorben
  5. habt verdorben
  6. haben verdorben
1. Konjunktiv [1]
  1. verderbe
  2. verderbest
  3. verderbe
  4. verderben
  5. verderbet
  6. verderben
2. Konjunktiv
  1. verdürbe
  2. verdürbest
  3. verdürbe
  4. verdürben
  5. verdürbet
  6. verdürben
Futur 1
  1. werde verderben
  2. wirst verderben
  3. wird verderben
  4. werden verderben
  5. werdet verderben
  6. werden verderben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verderben
  2. würdest verderben
  3. würde verderben
  4. würden verderben
  5. würdet verderben
  6. würden verderben
Diverses
  1. verderb!
  2. verderbt!
  3. verderben Sie!
  5. verdorben
  6. verderbend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for verderben:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
achteruitgaan Abfallen; Abnehmen; Schwächer werden; Vermindern
bederven Abfaulen; Auflösung; Verfall; Verwesung
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
achteruitgaan abarten; abnehmen; ausarten; degenerieren; entarten; verderben abarten; abbauen; abschwächen; aus der Art schlagen; ausarten; entarten; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; heruntermachen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; vergehen; verknappen; verleiden; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zerfallen; zurückfahren; zurückgehen; zurücklaufen; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken; zusammengehen
afbreken abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; ausschalten; demolieren; den Hals umdrehen; einstampfen; erledigen; fertigmachen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; verheeren; vernichten; verschrotten; verwüsten; wegreißen; zehren; zerlegen; zerstören; zertrümmern abbrechen; abreißen; anbrechen; aufdröseln; aufknoten; aufknöpfen; auflösen; aufmachen; auseinanderfasern; ausfasern; ausfransen; ausfädeln; beeinträchtigen; beenden; brechen; entbinden; entfesseln; entknoten; entkoppeln; enträtseln; entwirren; freilassen; ganz kaputt und auseinander holen; hindern; lösen; scheiden; stören; trennen; unterbrechen; zerbrechen; zerlegen; zerreißen
bederven verderben; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpesten; verpfuschen; verseuchen abfaulen; abnehmen; beeinträchtigen; beschädigen; entzweireißen; faulen; fertigmachen; ruinieren; verfaulen; verkommen; wegfaulen; zerbrechen; zerschlagen; zerstören; zertrümmern; zurückgehen; zurücklaufen
degenereren abarten; abnehmen; ausarten; degenerieren; entarten; verderben abarten; aus der Art schlagen; ausarten; entarten; heruntermachen; verleiden; zurückgehen; zurücklaufen
ruineren abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; ausschalten; demolieren; den Hals umdrehen; einstampfen; erledigen; fertigmachen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; verheeren; vernichten; verschrotten; verwüsten; wegreißen; zehren; zerlegen; zerstören; zertrümmern
slopen abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; ausschalten; demolieren; den Hals umdrehen; einstampfen; erledigen; fertigmachen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; verheeren; vernichten; verschrotten; verwüsten; wegreißen; zehren; zerlegen; zerstören; zertrümmern abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; aushöhlen; auspumpen; entkräften; ermatten; ermüden; erschöpfen; fertigmachen; ganz kaputt und auseinander holen; niederreißen; verschrotten; wegreißen; zerlegen
stukmaken verderben; verpesten; verseuchen abbrechen; abreißen; anbrechen; aufdröseln; aufknoten; aufknöpfen; auflösen; aufmachen; auseinanderfasern; ausfasern; ausfransen; ausfädeln; beenden; brechen; entbinden; entfesseln; entknoten; entkoppeln; enträtseln; entwirren; freilassen; lösen; scheiden; trennen; unterbrechen; zerbrechen; zerlegen; zerreißen
verbroddelen verderben; verpesten; verseuchen
verderven abarten; abnehmen; ausarten; degenerieren; entarten; verderben abarten; aus der Art schlagen; ausarten; entarten; entstellen; heruntermachen; korrumpieren; verleiden; zurückgehen; zurücklaufen
verdoen verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun
vergallen verderben; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpfuschen
verklungelen verderben; verpesten; verseuchen
verknallen verderben; verpesten; verseuchen
verknoeien verderben; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpesten; verpfuschen; verseuchen bummeln; vergeuden; vergiften; vergällen; verleiden; vertrödeln; vertun
vernielen abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; ausschalten; demolieren; den Hals umdrehen; einstampfen; erledigen; fertigmachen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; verheeren; vernichten; verschrotten; verwüsten; wegreißen; zehren; zerlegen; zerstören; zertrümmern ausradieren; verheeren; verwüsten; zerstören; zertrümmern; zugrunde richten
vernietigen abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; ausschalten; demolieren; den Hals umdrehen; einstampfen; erledigen; fertigmachen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; verheeren; vernichten; verschrotten; verwüsten; wegreißen; zehren; zerlegen; zerstören; zertrümmern annullieren; aufheben; tilgen; verschrotten; wider'rufen; widerrufen
verpesten verderben; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpesten; verpfuschen; verseuchen anstecken; etwas beschädigen; infizieren; vergiften; verseuchen
verspillen verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen
verwoesten abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; ausschalten; demolieren; den Hals umdrehen; einstampfen; erledigen; fertigmachen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; verheeren; vernichten; verschrotten; verwüsten; wegreißen; zehren; zerlegen; zerstören; zertrümmern ausradieren; verheeren; verwüsten; zerstören; zertrümmern; zugrunde richten
verworden abarten; abnehmen; ausarten; degenerieren; entarten; verderben abarten; aus der Art schlagen; ausarten; entarten; heruntermachen; verleiden; zurückgehen; zurücklaufen
verzieken verderben; verpesten; verseuchen abnehmen; fertigmachen; ruinieren; verkommen; zerstören; zurückgehen; zurücklaufen

Sinónimos de "verderben":


Wiktionary: verderben

verderben
verb
  1. jemandem ein positives Gefühl nehmen
  2. anstößige Dinge tun; ein sündiges Leben führen
verderben
verb
  1. ervoor zorgen dat iets niet leuk meer is
Cross Translation:
FromToVia
• verderben → verworden; verderven ↔ corrupt — to change from good to bad
• verderben → in verval raken; vervallen; verloederen ↔ decay — deteriorate
• verderben → bederven ↔ go bad — of foods to spoil or rot
• verderben → verpesten; beschadigen; verknoeien ↔ mar — to spoil, to damage
• verderben → vergaan; bederven ↔ perish — pass away
• verderben → rotten; vergaan ↔ rot — to decay
• verderben → verbrodden; verprutsen ↔ spoil — ruin
• verderben → bederven ↔ spoil — become sour or rancid, to decay
• verderben → in discrediet brengen; herleiden; inkrimpen; reduceren; vereenvoudigen; zetten; ruïneren; te gronde richten; ten val brengen; verderven; aflaten; laten zakken; neerhalen; inkorten; verminderen; kleineren; afbreken; afgeven op; afkammen; trekken; een streep trekken; neerlaten; strijken; vellen; afdraaien; verlagen; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur.
• verderben → doen ontaarden; ontaarden ↔ abâtardir — altérer de façon à faire dégénérer par un mélange génétique.
• verderben → omkopen; bederven; verbasteren ↔ corrompre — gâter, altérer, changer en mal.
• verderben → bederven; beschadigen; havenen; schenden; stukmaken; toetakelen ↔ détériorer — mettre en mauvais état.
• verderben → bederven; verknoeien ↔ gâter — endommager, mettre en mauvais état, abîmer en donnant une mauvaise forme ou autrement.







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.1109 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos