Resumen
Inglés a alemán: más información...
- brooding:
- brood:
-
Wiktionary:
- brooding → grüblerisch
- brood → brüten
- brood → Brut
- brood → brüten
Inglés
Traducciones detalladas de brooding de inglés a alemán
brooding:
-
the brooding (brood; sitting)
der Pack; Zeug; die Brut; Gesindel; die Sippschaft; die Kanaille; der Plebs; der Pöbel; Gelichter; Lumpengesindel -
the brooding (reverie; deep-thinking)
-
brooding (worrisome; worrying; fretting)
grüblerisch-
grüblerisch adj.
-
Translation Matrix for brooding:
Palabras relacionadas con "brooding":
Sinónimos de "brooding":
Definiciones relacionadas de "brooding":
Wiktionary: brooding
brooding
adjective
-
deeply or seriously thoughtful
- brooding → grüblerisch
brooding forma de brood:
-
the brood (descendants; children; offspring; progeny; successors)
-
the brood (brooding; sitting)
der Pack; Zeug; die Brut; Gesindel; die Sippschaft; die Kanaille; der Plebs; der Pöbel; Gelichter; Lumpengesindel -
the brood
-
the brood (young animals)
-
to brood (think; consider; ponder; cogitate; muse; wonder; reflect)
-
to brood (worry; bother; fret; mope)
grübeln; nachdenken; brüten; hin und her überlegen-
hin und her überlegen verbo (überlege hin und her, überlegst hin und her, überlegt hin und her, überlegte hin und her, überlegtet hin und her, hin und her überlegt)
-
to brood (fret; worry)
Conjugaciones de brood:
present
- brood
- brood
- broods
- brood
- brood
- brood
simple past
- brooded
- brooded
- brooded
- brooded
- brooded
- brooded
present perfect
- have brooded
- have brooded
- has brooded
- have brooded
- have brooded
- have brooded
past continuous
- was brooding
- were brooding
- was brooding
- were brooding
- were brooding
- were brooding
future
- shall brood
- will brood
- will brood
- shall brood
- will brood
- will brood
continuous present
- am brooding
- are brooding
- is brooding
- are brooding
- are brooding
- are brooding
subjunctive
- be brooded
- be brooded
- be brooded
- be brooded
- be brooded
- be brooded
diverse
- brood!
- let's brood!
- brooded
- brooding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they