Resumen
Inglés a neerlandés: más información...
- bring up:
-
Wiktionary:
- bring up → opvoeden
- bring up → aankaarten, aanbinden, aanvangen, beginnen, stoten op, zich stoten aan, aansnijden, aan land gaan, landen, aanlanden, aanklampen, aanspreken, toespreken, enteren, aanhaken, vasthaken, aan komen lopen, aanpakken, beginnen met, toetreden, aan wal komen, dresseren, grootbrengen, kweken, opleiden, opvoeden
Inglés
Traducciones detalladas de bring up de inglés a neerlandés
bring up:
-
to bring up (raise; rear; educate)
-
to bring up (broach a subject; broach; cut into; put forward; put on the table)
ter sprake brengen; aansnijden; starten; entameren; openen; opwerpen; gesprek aanknopen; te berde brengen; aankaarten; aanknopen-
ter sprake brengen verbo (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
entameren verbo
-
gesprek aanknopen verbo
-
te berde brengen verbo (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
-
-
to bring up (raise; pull up)
-
to bring up (raise; broach)
aankaarten; ter sprake brengen; aansnijden; op tafel leggen-
ter sprake brengen verbo (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
op tafel leggen verbo
-
to bring up
voorleiden-
voorleiden verbo
-
-
to bring up (broach a subject; raise; put forward; initiate; broach; sting; reap; put on the table; cut into; throw up; toss up; cut; toss in the air)
ter sprake brengen; aanvoeren; entameren; aansnijden; opwerpen; aankaarten; te berde brengen; op tafel leggen; opperen-
ter sprake brengen verbo (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
entameren verbo
-
te berde brengen verbo (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
-
op tafel leggen verbo
-
-
to bring up (throw up; puke; vomit; spew; upchuck; be sick)
Conjugaciones de bring up:
present
- bring up
- bring up
- brings up
- bring up
- bring up
- bring up
simple past
- brought up
- brought up
- brought up
- brought up
- brought up
- brought up
present perfect
- have brought up
- have brought up
- has brought up
- have brought up
- have brought up
- have brought up
past continuous
- was bringing up
- were bringing up
- was bringing up
- were bringing up
- were bringing up
- were bringing up
future
- shall bring up
- will bring up
- will bring up
- shall bring up
- will bring up
- will bring up
continuous present
- am bringing up
- are bringing up
- is bringing up
- are bringing up
- are bringing up
- are bringing up
subjunctive
- be brought up
- be brought up
- be brought up
- be brought up
- be brought up
- be brought up
diverse
- bring up!
- let's bring up!
- brought up
- bringing up
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for bring up:
Sinónimos de "bring up":
Antónimos de "bring up":
Definiciones relacionadas de "bring up":
Wiktionary: bring up
bring up
Cross Translation:
verb
-
to raise children
- bring up → opvoeden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bring up | → aankaarten | ↔ ansprechen — etwas ansprechen: etwas zur Sprache bringen / zum Thema des Gespräches machen |
• bring up | → aanbinden; aanvangen; beginnen; stoten op; zich stoten aan; aankaarten; aansnijden; aan land gaan; landen; aanlanden; aanklampen; aanspreken; toespreken; enteren; aanhaken; vasthaken; aan komen lopen; aanpakken; beginnen met; toetreden; aan wal komen | ↔ aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre. |
• bring up | → dresseren; grootbrengen; kweken; opleiden; opvoeden | ↔ éduquer — Former par l’éducation, instruire. |