Resumen
Inglés a neerlandés: más información...
- overcome:
-
Wiktionary:
- overcome → overwinnen
- overcome → bevangen, overwinnen, verslaan, zegevieren, overgaan, oversteken, te boven gaan, overtreffen, uitblinken, uitmunten, voorbijstreven
Inglés
Traducciones detalladas de overcome de inglés a neerlandés
overcome:
-
to overcome (win over; conquer; win; master)
winnen; overwinnen; te boven komen; verslaan-
te boven komen verbo (kom te boven, komt te boven, kwam te boven, kwamen te boven, te boven gekomen)
-
to overcome (stupify; daze)
-
to overcome (overpower; overwhelm; take possession of something; tame)
-
to overcome
onderkrijgen-
onderkrijgen verbo
-
Conjugaciones de overcome:
present
- overcome
- overcome
- overcomes
- overcome
- overcome
- overcome
simple past
- overcame
- overcame
- overcame
- overcame
- overcame
- overcame
present perfect
- have overcome
- have overcome
- has overcome
- have overcome
- have overcome
- have overcome
past continuous
- was overcoming
- were overcoming
- was overcoming
- were overcoming
- were overcoming
- were overcoming
future
- shall overcome
- will overcome
- will overcome
- shall overcome
- will overcome
- will overcome
continuous present
- am overcoming
- are overcoming
- is overcoming
- are overcoming
- are overcoming
- are overcoming
subjunctive
- be overcome
- be overcome
- be overcome
- be overcome
- be overcome
- be overcome
diverse
- overcome!
- let's overcome!
- overcome
- overcoming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for overcome:
Palabras relacionadas con "overcome":
Sinónimos de "overcome":
Definiciones relacionadas de "overcome":
Wiktionary: overcome
overcome
Cross Translation:
verb
-
surmount, get the better of
- overcome → overwinnen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overcome | → bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren; overgaan; oversteken; te boven gaan; overtreffen; uitblinken; uitmunten; voorbijstreven | ↔ surmonter — monter au-dessus. |
• overcome | → bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren | ↔ vaincre — remporter la victoire sur ses ennemis, dans la guerre. |