Inglés

Traducciones detalladas de pupil de inglés a neerlandés

pupil:

pupil [the ~] sustantivo

  1. the pupil (student; schoolboy; schoolgirl)
    de leerling; de scholier
  2. the pupil (ward)
    jonge leerling; de pupil
  3. the pupil (apprentice; trainee; disciple; )
    het maatje; jongmaat; leerknecht; de pupil
  4. the pupil (disciple; follower; shadower; imitator)
    de aanhanger; de volgeling; de discipel; de navolger; de volger
  5. the pupil (student)
    de studente; vrouwelijke student
  6. the pupil (apprentice)
    het jongmaatje
  7. the pupil
    de leerling

Translation Matrix for pupil:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aanhanger disciple; follower; imitator; pupil; shadower fan; four wheel trailer; rooter; second carriage; supporter; trailer wagon
discipel disciple; follower; imitator; pupil; shadower
jonge leerling pupil; ward
jongmaat apprentice; disciple; follower; pupil; student; teacher-trainee; trainee; trainee-teacher
jongmaatje apprentice; pupil
leerknecht apprentice; disciple; follower; pupil; student; teacher-trainee; trainee; trainee-teacher
leerling pupil; schoolboy; schoolgirl; student
maatje apprentice; disciple; follower; pupil; student; teacher-trainee; trainee; trainee-teacher best friend; bosom friend; buddy; business associate; chum; close friend; companion; comrade; confidante; fellow; friend; mate; matie; matties herring; pal; partner; young herring
navolger disciple; follower; imitator; pupil; shadower follower; imitator
pupil apprentice; disciple; follower; pupil; student; teacher-trainee; trainee; trainee-teacher; ward
scholier pupil; schoolboy; schoolgirl; student
studente pupil; student
volgeling disciple; follower; imitator; pupil; shadower
volger disciple; follower; imitator; pupil; shadower
vrouwelijke student pupil; student
- educatee; school-age child; schoolchild; student
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- beginner; novice

Palabras relacionadas con "pupil":


Sinónimos de "pupil":


Definiciones relacionadas de "pupil":

  1. the contractile aperture in the center of the iris of the eye; resembles a large black dot1
  2. a young person attending school (up through senior high school)1
  3. a learner who is enrolled in an educational institution1

Wiktionary: pupil

pupil
noun
  1. student
  2. the hole in the middle of the iris of the eye
pupil
noun
  1. iemand die onderwijs volgt
  2. iemand die basisonderwijs of voortgezet onderwijs volgt
  3. onderwijs|nld jongen die naar school gaat

Cross Translation:
FromToVia
pupil leerlinge Schülerin — weiblicher Schüler
pupil pupil pupille — anatomie|fr trou situé au milieu de l’iris de l’œil, par lequel la lumière y pénètre.

Traducciones relacionadas de pupil



Neerlandés

Traducciones detalladas de pupil de neerlandés a inglés

pupil:

pupil [de ~] sustantivo

  1. de pupil (jonge leerling)
    the pupil; the ward
    • pupil [the ~] sustantivo
    • ward [the ~] sustantivo
  2. de pupil (jongmaat; maatje; leerknecht)
    the pupil; the apprentice; the trainee; the disciple; the follower; the teacher-trainee; the student; the trainee-teacher

Translation Matrix for pupil:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
apprentice jongmaat; leerknecht; maatje; pupil iemand die stage loopt; jongmaatje; kwekeling; leerjongen; stagiair; volontair
disciple jongmaat; leerknecht; maatje; pupil aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volgelinge; volger
follower jongmaat; leerknecht; maatje; pupil aanhanger; discipel; imitator; meeloopster; nabootser; namaker; navolger; vervalser; volgeling; volgelinge; volger
pupil jonge leerling; jongmaat; leerknecht; maatje; pupil aanhanger; discipel; jongmaatje; leerling; navolger; scholier; studente; volgeling; volger; vrouwelijke student
student jongmaat; leerknecht; maatje; pupil cursiste; iemand die stage loopt; leerling; scholier; stagiair; student; studente; vrouwelijke student
teacher-trainee jongmaat; leerknecht; maatje; pupil iemand die stage loopt; stagiair
trainee jongmaat; leerknecht; maatje; pupil iemand die stage loopt; stagiair; stagiaire; volontair; volontaire
trainee-teacher jongmaat; leerknecht; maatje; pupil iemand die stage loopt; stagiair
ward jonge leerling; pupil afdeling; beschermeling; buitenwijk; buurt; centrum; departement; detachement; handelswijk; plein; protégé; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; tak; wijk; woonwijk

Palabras relacionadas con "pupil":


Wiktionary: pupil

pupil
noun
  1. the hole in the middle of the iris of the eye

Cross Translation:
FromToVia
pupil pupil pupille — anatomie|fr trou situé au milieu de l’iris de l’œil, par lequel la lumière y pénètre.