Resumen
Inglés a neerlandés: más información...
-
change:
- veranderen; wijzigen; verwisselen; afwisselen; herzien; omkleden; verkleden; andere kleren aantrekken; ruilen; omwisselen; wisselen; verruilen; inwisselen; omruilen; modificeren; amenderen; omwerken; overstappen; ombuigen; krom buigen; verbuigen; overdoen; hernieuwen; opnieuw doen
- verandering; mutatie; wijziging; modificatie; keer; ombuiging; ommezwaai; ommekeer; kentering; wisselgeld; kleingeld; wisseling; transformatie; omschakeling; omwisselen; hervorming; wijzigen; veranderen; wending; omkeer; overstap; omruil; uitwisseling; ruil; omwisseling; omruiling; ruiltransactie; ruiling; keerpunt; verwisseling; verruiling; inruil; richtingsverandering; amendement; herziening; amendering; overplaatsing
-
Wiktionary:
- change → overstappen, zich omkleden, verwisselen, vervangen, veranderen, aanpassen, zich aanpassen, omkleden, overgaan, wijzigen, wisselen
- change → wisselgeld, andere kleren, verandering, aanpassing, kleingeld
- change → verandering, wisselgeld, ommekeer, afwisseling, kentering, keer, verloop, wijziging, geld, poen, verzetting, wisseling, omkeer, vervorming, transformatie, omvorming, omzetting, hervorming, gedaanteverwisseling, metamorfose, gedaanteverandering, herschepping, aanpassing, bewerking, modificatie, adaptatie, veranderen, vermaken, wisselen
Inglés
Traducciones detalladas de change de inglés a neerlandés
change:
-
to change (alter; interchange; switch; transform; vary; invent; create; make)
-
to change (put other clothes on)
-
to change (exchange; switch; swop; interchange; trade; convert; change for; shunt; swap)
-
to change (modify; reshape; alter; reform; rewrite)
-
to change (exchange; swap; switch; barter; trade in)
-
to change (change over; stop over)
– change from one vehicle or transportation line to another 1 -
to change (alter; modify)
-
to change (bend; turn back)
-
to change (do over again; renew; refresh)
-
to change
– To modify the value of a property or attribute. 2
Conjugaciones de change:
present
- change
- change
- changes
- change
- change
- change
simple past
- changed
- changed
- changed
- changed
- changed
- changed
present perfect
- have changed
- have changed
- has changed
- have changed
- have changed
- have changed
past continuous
- was changing
- were changing
- was changing
- were changing
- were changing
- were changing
future
- shall change
- will change
- will change
- shall change
- will change
- will change
continuous present
- am changing
- are changing
- is changing
- are changing
- are changing
- are changing
subjunctive
- be changed
- be changed
- be changed
- be changed
- be changed
- be changed
diverse
- change!
- let's change!
- changed
- changing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the change (mutation; modification; alteration; amendment)
-
the change (modification; amendment; alteration)
-
the change (bending)
-
the change (turn)
-
the change
-
the change
-
the change (alteration; changing; conversion; transformation; reformation; altering; remodelling; transposition; change of form)
de wijziging; de verandering; de transformatie; de omschakeling; omwisselen; de hervorming; wijzigen; veranderen; de wending; de omkeer -
the change (switch-over; transfer)
-
the change (exchange; swap; trade-in; swop; barter; wheeling and dealing; bartering)
-
the change (turning-point; turn; crisis; state of emergency; emergency situation)
-
the change (exchange; switch)
-
the change (bartering; exchange; trade-in; haggling; shady dealings)
-
the change (turn; swerve)
-
the change (amendment; modification; alteration; commutation; changing)
-
the change (transfer; mutation; switch-over)
Translation Matrix for change:
Palabras relacionadas con "change":
Sinónimos de "change":
Antónimos de "change":
Definiciones relacionadas de "change":
Wiktionary: change
change
Cross Translation:
verb
change
-
to transfer to another vehicle
- change → overstappen
-
to replace one's own clothing
- change → zich omkleden
-
to replace
- change → verwisselen; vervangen
-
to make something into something different
- change → veranderen; aanpassen
-
to become something different
- change → zich aanpassen; veranderen
-
money given back
- change → wisselgeld
-
a replacement
- change → andere kleren
-
small denominations of money given in exchange for a larger denomination
- change → wisselgeld
-
the process of becoming different
- change → verandering; aanpassing
noun
-
geld in kleine coupures, vooral in munten
-
iets dat anders is geworden
-
geld dat men terugontvangt bij het inwisselen van groot geld of na een betaling met een groter bedrag dan men verschuldigd is
-
andere kleren aandoen
-
van de ene toestand in de andere veranderen
-
zodanig aan iets werken of iets behandelen dat het anders wordt
-
zodanig aan zichzelf werken of zichzelf behandelen dat men anders wordt
-
zodanig aan iets werken dat het anders wordt
-
(inergatief) veranderen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• change | → verandering | ↔ Veränderung — Vorgang des verändern |
• change | → verandering | ↔ Wandel — Veränderung; Übergang von einem Zustand zu einem anderen |
• change | → wisselgeld | ↔ Wechselgeld — umgangssprachlich: Kleingeld |
• change | → wisselgeld | ↔ Wechselgeld — das Geld, das man bei einer unpassenden (mehr als der Warenwert) Barzahlung vom Verkäufer (abzüglich des Warenwerts) erhält |
• change | → ommekeer | ↔ Wende — Geschichte, Gesellschaft: einschneidende Veränderung, Umbruch |
• change | → afwisseling | ↔ Abwechslung — Unterbrechung der Eintönigkeit, der Routine, des Üblichen |
• change | → verandering | ↔ Änderung — Wechsel eines Zustandes; etwas wird anders; etwas verändert sich |
• change | → kentering; verandering; keer; verloop | ↔ altération — physique|fr chimie|fr changement dans l’état d’une chose. |
• change | → verandering | ↔ changement — action de changer ou résultat de cette action. |
• change | → wijziging | ↔ modification — changement apporté. |
• change | → geld; poen | ↔ monnaie — économie|fr unité de mesure de la valeur et d’échange commercial (généralement émise par une institution officielle). |
• change | → verandering; verzetting; wijziging; wisseling; keer; omkeer; kentering; verloop; vervorming; transformatie; omvorming; omzetting; hervorming; gedaanteverwisseling; metamorfose; gedaanteverandering; herschepping; aanpassing; bewerking; modificatie; adaptatie | ↔ transformation — action de transformer. |
• change | → veranderen; vermaken; wisselen | ↔ transformer — métamorphoser, donner à une personne ou à une chose une autre forme que celle qui lui est propre ou qu’elle avait précédemment. |