Resumen
Inglés a neerlandés:   más información...
  1. tart:
  2. Wiktionary:
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. tarten:
  2. Wiktionary:


Inglés

Traducciones detalladas de tart de inglés a neerlandés

tart:

tart [the ~] sustantivo

  1. the tart
    de trut; de troela; de troel
    • trut [de ~ (v)] sustantivo
    • troela [de ~] sustantivo
    • troel [de ~ (v)] sustantivo
  2. the tart (prostitute; light woman)
    de lichtekooi
  3. the tart (pie; pastry; cake)
    korstgebak
  4. the tart (bitch; witch)
    vervelend kreng

Translation Matrix for tart:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
korstgebak cake; pastry; pie; tart
lichtekooi light woman; prostitute; tart
troel tart
troela tart cow; moo; old cow
trut tart shrew
vervelend kreng bitch; tart; witch
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
- lemonlike; lemony; sharp; sharp-worded; sourish; tangy

Palabras relacionadas con "tart":

  • tartness, tarts, tarter, tartest, tartly

Sinónimos de "tart":


Definiciones relacionadas de "tart":

  1. harsh1
    • a tart remark1
  2. tasting sour like a lemon1
  3. a pastry cup with a filling of fruit or custard and no top crust1
  4. a small open pie with a fruit filling1

Wiktionary: tart

tart
adjective
  1. with sharp taste, sour
noun
  1. pie, pastry
tart
noun
  1. ordinaire vrouw
  2. cirkelvormig gebak

Cross Translation:
FromToVia
tart guur; scherp; snerpend; snijdend; vlijmend; hatelijk; bijtend; doordringend; fel; schel; schril; zuur aigre — Qui a une saveur acide et amère provoquant un sentiment désagréable.
tart hoer; lichtekooi; publieke vrouw putain — Prostituée
tart zuur revêche — rare|fr Qui est rude, âpre au goût.

Traducciones relacionadas de tart



Neerlandés

Traducciones detalladas de tart de neerlandés a inglés

tarten:

tarten verbo (tart, tartte, tartten, getart)

  1. tarten (treiteren; pesten; plagen; )
    to tease; to bully; to antagonize; to pester; to harass; to provoke; to antagonise
    • tease verbo (teases, teased, teasing)
    • bully verbo (bullies, bullied, bullying)
    • antagonize verbo, americano (antagonizes, antagonized, antagonizing)
    • pester verbo (pesters, pestered, pestering)
    • harass verbo (harasses, harassed, harassing)
    • provoke verbo (provokes, provoked, provoking)
    • antagonise verbo, británico
  2. tarten (sarren; uitdagen; pesten; )
    to nag
    • nag verbo (nags, nagged, nagging)

Conjugaciones de tarten:

o.t.t.
  1. tart
  2. tart
  3. tart
  4. tarten
  5. tarten
  6. tarten
o.v.t.
  1. tartte
  2. tartte
  3. tartte
  4. tartten
  5. tartten
  6. tartten
v.t.t.
  1. heb getart
  2. hebt getart
  3. heeft getart
  4. hebben getart
  5. hebben getart
  6. hebben getart
v.v.t.
  1. had getart
  2. had getart
  3. had getart
  4. hadden getart
  5. hadden getart
  6. hadden getart
o.t.t.t.
  1. zal tarten
  2. zult tarten
  3. zal tarten
  4. zullen tarten
  5. zullen tarten
  6. zullen tarten
o.v.t.t.
  1. zou tarten
  2. zou tarten
  3. zou tarten
  4. zouden tarten
  5. zouden tarten
  6. zouden tarten
en verder
  1. ben getart
  2. bent getart
  3. is getart
  4. zijn getart
  5. zijn getart
  6. zijn getart
diversen
  1. tart!
  2. tartt!
  3. getart
  4. tartend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tarten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bully bullebak; bullebijter; despoot; kwelduivel; overheerser; pestkop; plaaggeest; tiran; treiteraar
nag geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet
pester bullebak; bullebijter
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
antagonise koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren
antagonize koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren
bully koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren intimideren; ringeloren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen
harass koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren lastigvallen; teisteren
nag jennen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zieken aandringen; chicaneren; doordrammen; doordrukken; drammen; dwarszitten; etteren; griepen; harrewarren; klagen; kleinzielig gedragen; klieren; op zijn hart hebben; zeiken; zeuren
pester koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren chicaneren; dwarszitten; kleinzielig gedragen; op zijn hart hebben; wegpesten
provoke koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren aanleiding geven tot; aanzetten tot; instigeren; ontlokken; ophitsen; provoceren; uitdagen; uitlokken; verwekken
tease koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren foppen; in de maling nemen; ontlokken; te pakken nemen; voor de gek houden

Wiktionary: tarten

tarten
verb
  1. to defy or challenge
  2. to invite someone to take part in a competition

Cross Translation:
FromToVia
tarten brave; defy; flout braverdéfier sans crainte et avec mépris ; s’opposer à.
tarten defy; incite; provoke; challenge; exasperate provoquerinciter, exciter.