Inglés

Traducciones detalladas de unravel de inglés a neerlandés

unravel:

to unravel verbo (unravels, unravelled, unravelling)

  1. to unravel (disentangle; disentwine)
    uitzoeken; ontwarren; uitpluizen; ontraadselen; uitrafelen; uitvezelen; ontrafelen
    • uitzoeken verbo (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
    • ontwarren verbo (ontwar, ontwart, ontwarde, ontwarden, ontward)
    • uitpluizen verbo (pluis uit, pluist uit, ploos uit, plozen uit, uitgeplozen)
    • ontraadselen verbo (ontraadsel, ontraadselt, ontraadselde, ontraadselden, ontraadseld)
    • uitrafelen verbo (rafel uit, rafelt uit, rafelde uit, rafelden uit, uitgerafeld)
    • uitvezelen verbo (vezel uit, vezelt uit, vezelde uit, vezelden uit, uitgevezeld)
    • ontrafelen verbo (ontrafel, ontrafelt, ontrafelde, ontrafelden, ontrafeld)
  2. to unravel (solve)
    oplossen; ontrafelen; ontraadselen; ontwarren; ontknopen
    • oplossen verbo (los op, lost op, loste op, losten op, opgelost)
    • ontrafelen verbo (ontrafel, ontrafelt, ontrafelde, ontrafelden, ontrafeld)
    • ontraadselen verbo (ontraadsel, ontraadselt, ontraadselde, ontraadselden, ontraadseld)
    • ontwarren verbo (ontwar, ontwart, ontwarde, ontwarden, ontward)
    • ontknopen verbo (ontknoop, ontknoopt, ontknoopte, ontknoopten, ontknoopt)
  3. to unravel (fray; ravel out)
    rafelen
    • rafelen verbo (rafel, rafelt, rafelde, rafelden, gerafeld)
  4. to unravel (disentangle; solve; unriddle; unbutton; untie)
    uit elkaar halen; uit de war halen; ontrafelen; ontwarren
    • uit elkaar halen verbo (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
    • ontrafelen verbo (ontrafel, ontrafelt, ontrafelde, ontrafelden, ontrafeld)
    • ontwarren verbo (ontwar, ontwart, ontwarde, ontwarden, ontward)
  5. to unravel (unbutton; untie; fray; )
    ontknopen; losknopen
    • ontknopen verbo (ontknoop, ontknoopt, ontknoopte, ontknoopten, ontknoopt)
    • losknopen verbo (knoop los, knoopt los, knoopte los, knoopten los, losgeknoopt)

Conjugaciones de unravel:

present
  1. unravel
  2. unravel
  3. unravels
  4. unravel
  5. unravel
  6. unravel
simple past
  1. unravelled
  2. unravelled
  3. unravelled
  4. unravelled
  5. unravelled
  6. unravelled
present perfect
  1. have unravelled
  2. have unravelled
  3. has unravelled
  4. have unravelled
  5. have unravelled
  6. have unravelled
past continuous
  1. was unravelling
  2. were unravelling
  3. was unravelling
  4. were unravelling
  5. were unravelling
  6. were unravelling
future
  1. shall unravel
  2. will unravel
  3. will unravel
  4. shall unravel
  5. will unravel
  6. will unravel
continuous present
  1. am unravelling
  2. are unravelling
  3. is unravelling
  4. are unravelling
  5. are unravelling
  6. are unravelling
subjunctive
  1. be unravelled
  2. be unravelled
  3. be unravelled
  4. be unravelled
  5. be unravelled
  6. be unravelled
diverse
  1. unravel!
  2. let's unravel!
  3. unravelled
  4. unravelling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for unravel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
uitzoeken selecting; sifting; sorting
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
losknopen fray; loosen; ravel out; unbutton; undo; unlock; unravel; untie
ontknopen fray; loosen; ravel out; solve; unbutton; undo; unlock; unravel; untie
ontraadselen disentangle; disentwine; solve; unravel
ontrafelen disentangle; disentwine; solve; unbutton; unravel; unriddle; untie
ontwarren disentangle; disentwine; solve; unbutton; unravel; unriddle; untie decipher; decode; solve
oplossen solve; unravel decipher; decode; dissolve; solve
rafelen fray; ravel out; unravel
uit de war halen disentangle; solve; unbutton; unravel; unriddle; untie
uit elkaar halen disentangle; solve; unbutton; unravel; unriddle; untie break down; break up; clear away; clear up; cleave; crack; demolish; destroy; dismantle; divide; divorce; drag down; get down; part; pull down; remove; separate; sever; split; strip down; take apart a machine; take down; tear down; tear loose; unharness; unrig; wreck
uitpluizen disentangle; disentwine; unravel
uitrafelen disentangle; disentwine; unravel fray
uitvezelen disentangle; disentwine; unravel
uitzoeken disentangle; disentwine; unravel arrange; assort; choose; group; pick; pick out; prefer; select; shunt; sift; single out; sort out
- ravel; ravel out; run; unknot; unpick; unscramble; untangle

Palabras relacionadas con "unravel":


Sinónimos de "unravel":


Antónimos de "unravel":


Definiciones relacionadas de "unravel":

  1. become undone1
    • the sweater unraveled1
  2. become or cause to become undone by separating the fibers or threads of1
    • unravel the thread1
  3. disentangle1
    • can you unravel the mystery?1

Wiktionary: unravel

unravel
verb
  1. to separate the threads (of)