Resumen
Inglés a neerlandés: más información...
- agreement:
- agree:
-
Wiktionary:
- agreement → contract, overeenstemming, goedkeuring, overeenkomst, afspraak, fiat, schikking
- agreement → aanvaarding, overeenkomst, contract, afspraak, akkoord, schikking, verbintenis, overeenstemming, toerekenbaarheid, verantwoordelijkheid, verantwoording, congruentie, gelijkluidendheid, pact, verdrag, relevantie, verband, verslag, rapport, samenklank, toon, intonatie, toonaard, toonsoort, timbre, toonkleur
- agree → instemmen
- agree → billijken, goedkeuren, toestemming geven, overeenkomen, afspreken, goedvinden, het eens zijn, toegeven, toestemmen, binnenlaten, toelaten, accepteren, aannemen, ontvangen, congruent zijn, elkaar dekken, rijmen, zich aanpassen, overeenstemmen, corresponderen, samenvallen
Inglés
Traducciones detalladas de agreement de inglés a neerlandés
agreement:
-
the agreement (settlement; consent; make a compromise; approval; come to terms; concurrence; chord; permission)
-
the agreement (contract)
-
the agreement (pact; alliance; bond; association; union; league)
-
the agreement (approval; consent; permission)
-
the agreement (settlement)
-
the agreement (covention; pact)
Translation Matrix for agreement:
Palabras relacionadas con "agreement":
Sinónimos de "agreement":
Antónimos de "agreement":
Definiciones relacionadas de "agreement":
Wiktionary: agreement
agreement
Cross Translation:
noun
agreement
-
legally binding contract enforceable in a court of law
- agreement → contract
-
state whereby several parties share a view or opinion
- agreement → overeenstemming
-
an understanding to follow a course of conduct
- agreement → goedkeuring; overeenkomst; afspraak
noun
-
een overeenkomst
-
toestemming, goedkeuring
-
juridisch|nld een regeling waarmee beide partijen genoegen nemen
Cross Translation:
agreement forma de agree:
-
to agree (come to an agreement)
-
to agree (concur)
overeenkomen; overeenstemmen; eens worden-
overeenstemmen verbo (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
-
to agree (allow; permit; accept)
-
to agree (approve; back up)
-
to agree (correspond to; match)
overeenstemmen; congruent zijn; kloppen-
overeenstemmen verbo (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
-
congruent zijn verbo (ben congruent, bent congruent, is congruent, was congruent, waren congruemt, congruent geweest)
-
-
to agree (nod; shake one's head)
-
to agree (back up; approve; support; shore)
Conjugaciones de agree:
present
- agree
- agree
- agrees
- agree
- agree
- agree
simple past
- agreed
- agreed
- agreed
- agreed
- agreed
- agreed
present perfect
- have agreed
- have agreed
- has agreed
- have agreed
- have agreed
- have agreed
past continuous
- was agreeing
- were agreeing
- was agreeing
- were agreeing
- were agreeing
- were agreeing
future
- shall agree
- will agree
- will agree
- shall agree
- will agree
- will agree
continuous present
- am agreeing
- are agreeing
- is agreeing
- are agreeing
- are agreeing
- are agreeing
subjunctive
- be agreed
- be agreed
- be agreed
- be agreed
- be agreed
- be agreed
diverse
- agree!
- let's agree!
- agreed
- agreeing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for agree:
Palabras relacionadas con "agree":
Sinónimos de "agree":
Antónimos de "agree":
Definiciones relacionadas de "agree":
Wiktionary: agree
agree
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• agree | → billijken; goedkeuren; toestemming geven | ↔ billigen — (transitiv) etwas befürworten, begrüßen, gutheißen |
• agree | → overeenkomen; afspreken | ↔ vereinbaren — eine Abmachung treffen |
• agree | → goedvinden; het eens zijn; toegeven; toestemmen; binnenlaten; toelaten; accepteren; aannemen; ontvangen | ↔ admettre — recevoir par choix, faveur ou condescendance. |
• agree | → congruent zijn; elkaar dekken; rijmen; zich aanpassen | ↔ concorder — Être en concordance. |
• agree | → overeenstemmen; overeenkomen; corresponderen; congruent zijn; elkaar dekken; rijmen; zich aanpassen | ↔ correspondre — Être en rapport de symétrie et d’harmonie avec quelque chose. |
• agree | → congruent zijn; elkaar dekken; samenvallen | ↔ coïncider — géométrie|fr S’ajuster l’un sur l’autre dans toutes les parties, parler de lignes, de surfaces. |