Resumen
Inglés a neerlandés: más información...
- rouse:
-
Wiktionary:
- rouse → opwekken
- rouse → ergeren, verontwaardigen, aanstoken, irriteren, ophitsen, op stang jagen, prikkelen, sarren, plagen, agaceren, kwaad maken, vertoornen, opzetten, rechtop zetten, aanwakkeren, opwinden, verhitten, werken op, stimuleren, aanporren, aansporen, aanvuren, zwepen
Inglés
Traducciones detalladas de rouse de inglés a neerlandés
rouse:
-
to rouse (hurry; make haste)
haasten; jagen; zich spoeden; aanpoten; overhaasten; voortmaken; haast maken; ijlen; spoeden-
zich spoeden verbo
-
to rouse (revive; generate; activate; reactivate; awake; excite; freshen; recover; refresh)
opwekken; tot leven wekken; activeren; reanimeren; verlevendigen; opleven-
tot leven wekken verbo (wek tot leven, wekt tot leven, wekte tot leven, wekten tot leven, tot leven gewekt)
-
reanimeren verbo
Conjugaciones de rouse:
present
- rouse
- rouse
- rouses
- rouse
- rouse
- rouse
simple past
- roused
- roused
- roused
- roused
- roused
- roused
present perfect
- have roused
- have roused
- has roused
- have roused
- have roused
- have roused
past continuous
- was rousing
- were rousing
- was rousing
- were rousing
- were rousing
- were rousing
future
- shall rouse
- will rouse
- will rouse
- shall rouse
- will rouse
- will rouse
continuous present
- am rousing
- are rousing
- is rousing
- are rousing
- are rousing
- are rousing
subjunctive
- be roused
- be roused
- be roused
- be roused
- be roused
- be roused
diverse
- rouse!
- let's rouse!
- roused
- rousing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for rouse:
Palabras relacionadas con "rouse":
Sinónimos de "rouse":
Antónimos de "rouse":
Definiciones relacionadas de "rouse":
Wiktionary: rouse
rouse
Cross Translation:
verb
-
to wake
- rouse → opwekken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rouse | → ergeren; verontwaardigen; aanstoken; irriteren; ophitsen; op stang jagen; prikkelen; sarren; plagen; agaceren | ↔ agacer — affecter d’une irritation nerveuse. |
• rouse | → kwaad maken; op stang jagen; vertoornen; opzetten; rechtop zetten; aanwakkeren; opwinden; prikkelen; verhitten; werken op | ↔ hérisser — dresser ses cheveux, ses poils, ses plumes, en parlant de l’homme et des animaux. |
• rouse | → aanstoken; irriteren; ophitsen; op stang jagen; prikkelen; sarren | ↔ irriter — mettre en colère. |
• rouse | → stimuleren; aanporren; aansporen; aanvuren; prikkelen; zwepen | ↔ stimuler — aiguillonner ; exciter. |