Inglés

Traducciones detalladas de accepting de inglés a neerlandés

accepting:

accepting [the ~] sustantivo

  1. the accepting (carrying out; obeying)
    gevolg geven aan; het gevolg; het gehoor
  2. the accepting (inner acceptance; acceptance)
    de aanvaarding; innerlijke aanvaarding; aanvaarden
  3. the accepting (adoption; adopting)
    adopteren; de aanneming; de adoptie

accepting adj.

  1. accepting (receiving)

Translation Matrix for accepting:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aanneming accepting; adopting; adoption affirmation; confirmation
aanvaarden acceptance; accepting; inner acceptance acceptance; intake
aanvaarding acceptance; accepting; inner acceptance
adopteren accepting; adopting; adoption adoption
adoptie accepting; adopting; adoption adoption of a child
gehoor accepting; carrying out; obeying audience; public; spectators
gevolg accepting; carrying out; obeying bringing about; consequence; court; court circle; court dignitaries; effect; fruit; outcome; result; royal household
gevolg geven aan accepting; carrying out; obeying
innerlijke aanvaarding acceptance; accepting; inner acceptance
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aanvaarden abide; accept; accept a gift; collect; let come; let happen; put up with; receive; submit to; take; take on; take possession of
adopteren adopt
gevolg geven aan obey
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
in ontvangstname accepting; receiving

Palabras relacionadas con "accepting":


Sinónimos de "accepting":

  • acceptive

Definiciones relacionadas de "accepting":

  1. tolerating without protest1
    • always more accepting of coaching suggestion than her teammates1
    • the atmosphere was judged to be more supporting and accepting1

accepting forma de accept:

to accept verbo (accepts, accepted, accepting)

  1. to accept (abide; take on; take possession of; take)
    aannemen; accepteren; aanvaarden
    • aannemen verbo (neem aan, neemt aan, nam aan, namen aan, aangenomen)
    • accepteren verbo (accepteer, accepteert, accepteerde, accepteerden, geaccepteerd)
    • aanvaarden verbo (aanvaard, aanvaardt, aanvaardde, aanvaardden, aanvaard)
  2. to accept (receive; collect)
    ontvangen; accepteren; aannemen; aanvaarden; in ontvangst nemen
    • ontvangen verbo (ontvang, ontvangt, ontving, ontvingen, ontvangen)
    • accepteren verbo (accepteer, accepteert, accepteerde, accepteerden, geaccepteerd)
    • aannemen verbo (neem aan, neemt aan, nam aan, namen aan, aangenomen)
    • aanvaarden verbo (aanvaard, aanvaardt, aanvaardde, aanvaardden, aanvaard)
    • in ontvangst nemen verbo (neem in ontvangst, neemt in ontvangst, nam in ontvangst, namen in ontvangst, in ontvangst genomen)
  3. to accept (allow; permit; agree)
    toestaan; toestemmen; goed vinden
    • toestaan verbo (sta toe, staat toe, stond toer, stonden toe, toegestaan)
    • toestemmen verbo (stem toe, stemt toe, stemde toe, stemden toe, toegestemd)
    • goed vinden verbo
  4. to accept (acknowledge; approve)
    billijken; goedkeuren
    • billijken verbo (billijk, billijkt, billijkte, billijkten, gebillijkt)
    • goedkeuren verbo (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
  5. to accept (accept a gift; take)
    aannemen; aanvaarden; accepteren; cadeau aannemen
    • aannemen verbo (neem aan, neemt aan, nam aan, namen aan, aangenomen)
    • aanvaarden verbo (aanvaard, aanvaardt, aanvaardde, aanvaardden, aanvaard)
    • accepteren verbo (accepteer, accepteert, accepteerde, accepteerden, geaccepteerd)
  6. to accept (submit to; put up with; let happen; let come)
    accepteren; aanvaarden; voor lief nemen; zich laten gevallen

Conjugaciones de accept:

present
  1. accept
  2. accept
  3. accepts
  4. accept
  5. accept
  6. accept
simple past
  1. accepted
  2. accepted
  3. accepted
  4. accepted
  5. accepted
  6. accepted
present perfect
  1. have accepted
  2. have accepted
  3. has accepted
  4. have accepted
  5. have accepted
  6. have accepted
past continuous
  1. was accepting
  2. were accepting
  3. was accepting
  4. were accepting
  5. were accepting
  6. were accepting
future
  1. shall accept
  2. will accept
  3. will accept
  4. shall accept
  5. will accept
  6. will accept
continuous present
  1. am accepting
  2. are accepting
  3. is accepting
  4. are accepting
  5. are accepting
  6. are accepting
subjunctive
  1. be accepted
  2. be accepted
  3. be accepted
  4. be accepted
  5. be accepted
  6. be accepted
diverse
  1. accept!
  2. let's accept!
  3. accepted
  4. accepting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

accept [the ~] sustantivo

  1. the accept
    – A UI element the user presses to agree to an incoming file transfer, invitation, audio/video call, or application sharing. 2
    accepteren
    • accepteren verbo (accepteer, accepteert, accepteerde, accepteerden, geaccepteerd)
  2. the accept
    – A UI button the user presses to agree to an incoming file transfer, invitation, or application sharing. 2
    accepteren
    • accepteren verbo (accepteer, accepteert, accepteerde, accepteerden, geaccepteerd)

Translation Matrix for accept:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aannemen adoption; presumption; presupposition
aanvaarden acceptance; accepting; inner acceptance; intake
accepteren acceptance; intake
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aannemen abide; accept; accept a gift; collect; receive; take; take on; take possession of adopt; believe; believe in; employ; engage; hire; presume; recruit; sign on
aanvaarden abide; accept; accept a gift; collect; let come; let happen; put up with; receive; submit to; take; take on; take possession of
accepteren abide; accept; accept a gift; collect; let come; let happen; put up with; receive; submit to; take; take on; take possession of
billijken accept; acknowledge; approve
cadeau aannemen accept; accept a gift; take
goed vinden accept; agree; allow; permit
goedkeuren accept; acknowledge; approve admit; allow; authorise; authorize; bear out; concede; confirm; give one's fiat to; grant; permit; ratify; sanction; seal; submit to; support; tolerate; uphold; validate
in ontvangst nemen accept; collect; receive receive
ontvangen accept; collect; receive entertain; receive; regale; welcome
toestaan accept; agree; allow; permit admit; allow; authorise; authorize; award; comply with; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate
toestemmen accept; agree; allow; permit admit; allow; authorise; authorize; concede; give one's fiat to; grant; permit; submit to; tolerate
voor lief nemen accept; let come; let happen; put up with; submit to
zich laten gevallen accept; let come; let happen; put up with; submit to
- admit; assume; bear; consent; go for; have; live with; swallow; take; take on; take over
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
goedkeuren authorize
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- approve; approve of; obey; receive; respond

Palabras relacionadas con "accept":


Sinónimos de "accept":


Antónimos de "accept":


Definiciones relacionadas de "accept":

  1. tolerate or accommodate oneself to1
    • I shall have to accept these unpleasant working conditions1
  2. consider or hold as true1
    • I cannot accept the dogma of this church1
    • accept an argument1
  3. be sexually responsive to, used of a female domesticated mammal1
    • The cow accepted the bull1
  4. react favorably to; consider right and proper1
    • People did not accept atonal music at that time1
    • We accept the idea of universal health care1
  5. give an affirmative reply to; respond favorably to1
    • I cannot accept your invitation1
  6. make use of or accept for some purpose1
  7. receive (a report) officially, as from a committee1
  8. receive willingly something given or offered1
    • Please accept my present1
  9. admit into a group or community1
    • accept students for graduate study1
  10. take on as one's own the expenses or debts of another person1
    • I'll accept the charges1
  11. be designed to hold or take1
  12. A UI element the user presses to agree to an incoming file transfer, invitation, audio/video call, or application sharing.2
  13. A UI button the user presses to agree to an incoming file transfer, invitation, or application sharing.2

Wiktionary: accept

accept
verb
  1. to agree to
  2. to endure patiently
  3. to receive officially
  4. to receive with consent
accept
verb
  1. accepteren
  2. aanvaarden
  3. aannemen, graag ontvangen

Cross Translation:
FromToVia
accept aksepteren; aanvaarden akzeptieren — sich mit etwas einverstanden erklären
accept aanvaarden; akcepteren annehmen — einen Vorschlag oder ein Angebot: akzeptieren
accept aanvaarden; akcepteren annehmen — in Empfang nehmen
accept gedogen; tolereren tolerierenetwas / jemanden tolerieren; hinnehmen, dulden
accept aanvaarden; aannemen; ontvangen; accepteren accepter — Traductions à trier suivant le sens
accept groeten; begroeten; genieten; krijgen; ontvangen; toucheren; accepteren; aannemen accueillir — Traductions à trier suivant le sens
accept goedvinden; het eens zijn; toegeven; toestemmen; binnenlaten; toelaten; accepteren; aannemen; ontvangen admettrerecevoir par choix, faveur ou condescendance.
accept aannemen; accepteren; ontvangen; als zoon aannemen; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken; adopteren; zich eigen maken adopterchoisir quelqu’un pour fils ou pour fille et lui en donner les droits civils en remplir certaines conditions prescrire par la loi.
accept accepteren; aannemen; ontvangen agréer — Prendre à gré ; recevoir favorablement.
accept genieten; krijgen; ontvangen; toucheren; accepteren; aannemen recevoiraccepter, prendre ce qui donner, ce qui présenter, ce qui offrir sans qu’il devoir.
accept accepteren; aannemen; ontvangen; oogsten; collecteren; innen; inzamelen; plukken; rapen; verzamelen recueillir — (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».
accept accepteren; aannemen; ontvangen; kleden; aankleden; omkleden; staan; bekleden; overtrekken; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; pleisteren; bepleisteren; stukadoren revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.

Traducciones automáticas externas: