Inglés

Traducciones detalladas de adjustment de inglés a neerlandés

adjustment:

adjustment [the ~] sustantivo

  1. the adjustment
    de aanpassing; de bijstelling
  2. the adjustment (tuning)
    de instelling; de afstelling; inregeling
  3. the adjustment (overhaul; revision; revise; )
    de revisie; herstelling van materiaal

Translation Matrix for adjustment:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aanpassing adjustment customization; personalization
afstelling adjustment; tuning adjusting; equalisation; equalization; getting sharp; mentality; synchronisation; synchronization; tune in to; tuning
bijstelling adjustment
herstelling van materiaal adjustment; amendment; conversion; overhaul; readjustment; reform; review; revise; revision; service
inregeling adjustment; tuning
instelling adjustment; tuning bureau; establishment; foundation; founding; getting sharp; installation; mental state; mentality; office; organisation; organization; setting; state of mind
revisie adjustment; amendment; conversion; overhaul; readjustment; reform; review; revise; revision; service
- accommodation; adaptation; adaption; allowance; alteration; fitting; modification; readjustment; registration
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- adaptation; adaption; correction; fitting; modification; readjustment; rectification; settlement

Palabras relacionadas con "adjustment":


Sinónimos de "adjustment":


Definiciones relacionadas de "adjustment":

  1. the act of making something different (as e.g. the size of a garment)1
  2. the act of adjusting something to match a standard1
  3. making or becoming suitable; adjusting to circumstances1
  4. an amount added or deducted on the basis of qualifying circumstances1
  5. the process of adapting to something (such as environmental conditions)1
  6. A change to an account to correct or update the balance.2

Wiktionary: adjustment

adjustment
noun
  1. small change
adjustment
noun
  1. het zich aanpassen
  2. een verandering om iets voor een bepaald doel geschikt te maken
  3. een combinatie van afspraken voor een bepaalde groep
  4. juridisch|nld een regeling waarmee beide partijen genoegen nemen
  5. inklinken

Cross Translation:
FromToVia
adjustment aanpassing accommodation — Action de (s’)adapter, (se) conformer
adjustment aanpassing; bewerking; modificatie; adaptatie ajustage — technol|fr action d’ajuster ensemble les différentes pièces d’un instrument, d’une machine.
adjustment verandering; verzetting; wijziging; wisseling; keer; omkeer; kentering; verloop; vervorming; transformatie; omvorming; omzetting; hervorming; gedaanteverwisseling; metamorfose; gedaanteverandering; herschepping; aanpassing; bewerking; modificatie; adaptatie transformationaction de transformer.

adjustment forma de adjust:

to adjust verbo (adjusts, adjusted, adjusting)

  1. to adjust (fix; repair)
    aanpassen; bijstellen
    • aanpassen verbo (pas aan, past aan, paste aan, pasten aan, aangepast)
    • bijstellen verbo (stel bij, stelt bij, stelde bij, stelden bij, bijgesteld)
  2. to adjust
    instellen; afstemmen
    • instellen verbo (stel in, stelt in, stelde in, stelden in, ingesteld)
    • afstemmen verbo (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
  3. to adjust
    bijsturen
    • bijsturen verbo (stuur bij, stuurt bij, stuurde bij, stuurden bij, bijgestuurd)
  4. to adjust (tune in)
    afstemmen; afstellen
    • afstemmen verbo (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
    • afstellen verbo (stel af, stelt af, stelde af, stelden af, afgesteld)
  5. to adjust (tune; fix)
    bijstellen; afstemmen; regelen; afstellen
    • bijstellen verbo (stel bij, stelt bij, stelde bij, stelden bij, bijgesteld)
    • afstemmen verbo (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
    • regelen verbo (regel, regelt, regelde, regelden, geregeld)
    • afstellen verbo (stel af, stelt af, stelde af, stelden af, afgesteld)
  6. to adjust (conform to; go along with; suit; settle oneself; resign oneself to the inevitable)
  7. to adjust (conform to; join)
  8. to adjust (raise; put up)

Conjugaciones de adjust:

present
  1. adjust
  2. adjust
  3. adjusts
  4. adjust
  5. adjust
  6. adjust
simple past
  1. adjusted
  2. adjusted
  3. adjusted
  4. adjusted
  5. adjusted
  6. adjusted
present perfect
  1. have adjusted
  2. have adjusted
  3. has adjusted
  4. have adjusted
  5. have adjusted
  6. have adjusted
past continuous
  1. was adjusting
  2. were adjusting
  3. was adjusting
  4. were adjusting
  5. were adjusting
  6. were adjusting
future
  1. shall adjust
  2. will adjust
  3. will adjust
  4. shall adjust
  5. will adjust
  6. will adjust
continuous present
  1. am adjusting
  2. are adjusting
  3. is adjusting
  4. are adjusting
  5. are adjusting
  6. are adjusting
subjunctive
  1. be adjusted
  2. be adjusted
  3. be adjusted
  4. be adjusted
  5. be adjusted
  6. be adjusted
diverse
  1. adjust!
  2. let's adjust!
  3. adjusted
  4. adjusting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for adjust:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
afstellen tuning
afstemmen adjusting; equalisation; equalization; synchronisation; synchronization; tune in to; tuning
instellen adjusting; calibration; gauging; tuning
regelen organizing; tuning
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aanpassen adjust; fix; repair customization; customize; get used to; grow accustomed to; make fit for; make for; settle down; try on
afstellen adjust; fix; tune; tune in
afstemmen adjust; fix; tune; tune in decline; denounce; disapprove; disclaim; object to; outvote; reconcile; refuse; reject; repudiate; spurn; synchronise; synchronize; turn down; vote down
bijstellen adjust; fix; repair; tune
bijsturen adjust
ding rechtzetten adjust; put up; raise
instellen adjust establish; found; ground; lay the foundations; raise; tune
regelen adjust; fix; tune arrange; finish; fix; have ended; have finished; order; regulate; settle
zich aanpassen adjust; conform to; go along with; resign oneself to the inevitable; settle oneself; suit
zich schikken adjust; conform to; go along with; resign oneself to the inevitable; settle oneself; suit
zich voegen adjust; conform to; join
zich voegen naar adjust; conform to; go along with; resign oneself to the inevitable; settle oneself; suit
- adapt; align; aline; conform; correct; line up; set
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
aanpassen fit
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- adapt; cut to length; fit; put in position; suit; train

Palabras relacionadas con "adjust":


Sinónimos de "adjust":


Antónimos de "adjust":


Definiciones relacionadas de "adjust":

  1. adapt or conform oneself to new or different conditions1
    • We must adjust to the bad economic situation1
  2. alter or regulate so as to achieve accuracy or conform to a standard1
  3. make correspondent or conformable1
  4. place in a line or arrange so as to be parallel or straight1
  5. decide how much is to be paid on an insurance claim1

Wiktionary: adjust

adjust
verb
  1. to improve or rectify
  2. to modify
adjust
verb
  1. regelbare parameters zo kiezen dat een toestel voor een bepaald doel gereed is
  2. een naar verhouding kleine verandering aanbrengen in de instelling van iets
  3. iets van fouten ontdoen
  4. techniek|nld in elkaar passen, pasklaar maken
  5. (overgankelijk) op de juiste stand (tijd) zetten, synchroniseren
  6. anders stellen

Cross Translation:
FromToVia
adjust instellen einstellenTechnik: justieren
adjust corrigeren; bijsturen; verbeteren korrigieren — (transitiv) einen Fehler in (von) etwas (jemandem) berichtigen, eine Korrektur durchführen
adjust aanpassen; accommoderen; aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen accommoderdonner, procurer de la commodité.
adjust stemmen; regelen; reglementeren; reguleren; vereffenen; inrichten; ruimen; opruimen; schikken; terechtbrengen; de weg wijzen; leiden; geleiden; rondleiden réglertirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.

Traducciones relacionadas de adjustment