Inglés

Traducciones detalladas de adjusts de inglés a neerlandés

adjust:

to adjust verbo (adjusts, adjusted, adjusting)

  1. to adjust (fix; repair)
    aanpassen; bijstellen
    • aanpassen verbo (pas aan, past aan, paste aan, pasten aan, aangepast)
    • bijstellen verbo (stel bij, stelt bij, stelde bij, stelden bij, bijgesteld)
  2. to adjust
    instellen; afstemmen
    • instellen verbo (stel in, stelt in, stelde in, stelden in, ingesteld)
    • afstemmen verbo (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
  3. to adjust
    bijsturen
    • bijsturen verbo (stuur bij, stuurt bij, stuurde bij, stuurden bij, bijgestuurd)
  4. to adjust (tune in)
    afstemmen; afstellen
    • afstemmen verbo (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
    • afstellen verbo (stel af, stelt af, stelde af, stelden af, afgesteld)
  5. to adjust (tune; fix)
    bijstellen; afstemmen; regelen; afstellen
    • bijstellen verbo (stel bij, stelt bij, stelde bij, stelden bij, bijgesteld)
    • afstemmen verbo (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
    • regelen verbo (regel, regelt, regelde, regelden, geregeld)
    • afstellen verbo (stel af, stelt af, stelde af, stelden af, afgesteld)
  6. to adjust (conform to; go along with; suit; settle oneself; resign oneself to the inevitable)
  7. to adjust (conform to; join)
  8. to adjust (raise; put up)

Conjugaciones de adjust:

present
  1. adjust
  2. adjust
  3. adjusts
  4. adjust
  5. adjust
  6. adjust
simple past
  1. adjusted
  2. adjusted
  3. adjusted
  4. adjusted
  5. adjusted
  6. adjusted
present perfect
  1. have adjusted
  2. have adjusted
  3. has adjusted
  4. have adjusted
  5. have adjusted
  6. have adjusted
past continuous
  1. was adjusting
  2. were adjusting
  3. was adjusting
  4. were adjusting
  5. were adjusting
  6. were adjusting
future
  1. shall adjust
  2. will adjust
  3. will adjust
  4. shall adjust
  5. will adjust
  6. will adjust
continuous present
  1. am adjusting
  2. are adjusting
  3. is adjusting
  4. are adjusting
  5. are adjusting
  6. are adjusting
subjunctive
  1. be adjusted
  2. be adjusted
  3. be adjusted
  4. be adjusted
  5. be adjusted
  6. be adjusted
diverse
  1. adjust!
  2. let's adjust!
  3. adjusted
  4. adjusting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for adjust:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
afstellen tuning
afstemmen adjusting; equalisation; equalization; synchronisation; synchronization; tune in to; tuning
instellen adjusting; calibration; gauging; tuning
regelen organizing; tuning
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aanpassen adjust; fix; repair customization; customize; get used to; grow accustomed to; make fit for; make for; settle down; try on
afstellen adjust; fix; tune; tune in
afstemmen adjust; fix; tune; tune in decline; denounce; disapprove; disclaim; object to; outvote; reconcile; refuse; reject; repudiate; spurn; synchronise; synchronize; turn down; vote down
bijstellen adjust; fix; repair; tune
bijsturen adjust
ding rechtzetten adjust; put up; raise
instellen adjust establish; found; ground; lay the foundations; raise; tune
regelen adjust; fix; tune arrange; finish; fix; have ended; have finished; order; regulate; settle
zich aanpassen adjust; conform to; go along with; resign oneself to the inevitable; settle oneself; suit
zich schikken adjust; conform to; go along with; resign oneself to the inevitable; settle oneself; suit
zich voegen adjust; conform to; join
zich voegen naar adjust; conform to; go along with; resign oneself to the inevitable; settle oneself; suit
- adapt; align; aline; conform; correct; line up; set
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
aanpassen fit
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- adapt; cut to length; fit; put in position; suit; train

Palabras relacionadas con "adjust":


Sinónimos de "adjust":


Antónimos de "adjust":


Definiciones relacionadas de "adjust":

  1. adapt or conform oneself to new or different conditions1
    • We must adjust to the bad economic situation1
  2. alter or regulate so as to achieve accuracy or conform to a standard1
  3. make correspondent or conformable1
  4. place in a line or arrange so as to be parallel or straight1
  5. decide how much is to be paid on an insurance claim1

Wiktionary: adjust

adjust
verb
  1. to improve or rectify
  2. to modify
adjust
verb
  1. regelbare parameters zo kiezen dat een toestel voor een bepaald doel gereed is
  2. een naar verhouding kleine verandering aanbrengen in de instelling van iets
  3. iets van fouten ontdoen
  4. techniek|nld in elkaar passen, pasklaar maken
  5. (overgankelijk) op de juiste stand (tijd) zetten, synchroniseren
  6. anders stellen

Cross Translation:
FromToVia
adjust instellen einstellenTechnik: justieren
adjust corrigeren; bijsturen; verbeteren korrigieren — (transitiv) einen Fehler in (von) etwas (jemandem) berichtigen, eine Korrektur durchführen
adjust aanpassen; accommoderen; aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen accommoderdonner, procurer de la commodité.
adjust stemmen; regelen; reglementeren; reguleren; vereffenen; inrichten; ruimen; opruimen; schikken; terechtbrengen; de weg wijzen; leiden; geleiden; rondleiden réglertirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.

Traducciones automáticas externas: