Inicio ->Diccionarios ->inglés/neerlandés ->Traducir affluent

Traducir affluent de inglés a neerlandés

Eliminar anuncios

Resumen

Inglés a neerlandés: más información...

affluent:
- Wiktionary:
  affluent → welgesteld
  affluent → zijrivier, overvloedig, rijkelijk, abundant, rijk, uitbundig, volop, weelderig, welig, breedvoerig, groot, royaal, ruim, uitgestrekt, slobberig, breed, wijd, omvangrijk, uitgebreid, veelomvattend, gefortuneerd, vermogend
- User Contributed Translations for affluent:
  welvarend, rijk, welgesteld
- Sinónimos de "affluent":
  flush; loaded; moneyed; wealthy; rich
  rich person; wealthy person; have
  feeder; tributary; confluent; branch

Inglés

Traducciones detalladas de affluent de inglés a neerlandés

affluent:

Translation Matrix for affluent:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
-	confluent; feeder; tributary
Adjective	Traducciones relacionadas	Other Translations
-	flush; loaded; moneyed; wealthy
Other	Traducciones relacionadas	Other Translations
-	well-to-do

Palabras relacionadas con "affluent":

affluently

Sinónimos de "affluent":

Antónimos de "affluent":

distributary

Definiciones relacionadas de "affluent":

having an abundant supply of money or possessions of value¹
- an affluent banker¹
a branch that flows into the main stream¹
an affluent person; a person who is financially well off¹
- the so-called emerging affluents¹

Wiktionary: affluent

affluent

adjective

abounding in goods or riches; materially wealthy
- affluent → welgesteld

affluent

adjective

financieel goed gesitueerd
- welgesteld → affluent

Cross Translation:

From	To	Via
• affluent	→ zijrivier	↔ Nebenfluss — ein Fluss, der in einen anderen, meist größeren Fluss einmündet, ist dessen Nebenfluss
• affluent	→ overvloedig; rijkelijk; abundant; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig	↔ abondant — Qui abonder, qui dépasse nettement en quantité ce qui est suffisant.
• affluent	→ zijrivier	↔ affluent — géographie\|fr cours d’eau qui se jeter dans un autre.
• affluent	→ abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig; breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgestrekt; slobberig; breed; wijd; omvangrijk; uitgebreid; veelomvattend	↔ ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
• affluent	→ abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig	↔ copieux — Qui est abondant, qui est nombreux et disponible.
• affluent	→ abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig; breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgebreid; uitgestrekt; wijd; slobberig; breed; omvangrijk; veelomvattend	↔ large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
• affluent	→ abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig	↔ plantureux — Qui est large, copieux, abondant, profus.
• affluent	→ gefortuneerd; rijk; vermogend	↔ riche — qui a beaucoup de fortune

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University

Eliminar anuncios

Eliminar anuncios