Resumen
Inglés a neerlandés: más información...
- delivering:
- deliver:
-
Wiktionary:
- deliver → afleveren, baren, bevrijden, afgeven, bevallen, bezorgen, leveren, thuisbezorgen, verlossen
- deliver → verzenden, baren, verstrekken, verlossen, bevallen, bestellen, leveren, afleveren, toevoeren, in de steek laten, laten varen, verlaten, vergeven, weggeven, wegschenken, aanbrengen, aangeven, klikken, verklikken, bemiddelen, beleggen, houden, teweegbrengen, uitschrijven, aandoen, aanrichten, stichten, veroorzaken, uitreiken, verschaffen
Inglés
Traducciones detalladas de delivering de inglés a neerlandés
delivering:
-
the delivering (turning out)
Translation Matrix for delivering:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
afgeven | delivering; turning out | |
afleveren | delivering; turning out | |
aflevering | delivering; turning out | consignment; delivery; dispatch; edition; issue; remittance; sending; sending in; supply; yielding |
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
afgeven | blemish; bring; delate; deliver; deliver to the door; deliver up; extend; give; give to; hand; hand in; hand over; leave; offer; pass; present with; stain; surrender; turn in | |
afleveren | bring; bring around; deliver; deliver to the door; furnish; give; hand over; hand over to; leave; provide; put up for shipment; send; send round; ship; supply |
Palabras relacionadas con "delivering":
delivering forma de deliver:
-
to deliver (provide; supply; bring; send; furnish; put up for shipment; bring around; ship)
-
to deliver (bring; supply; provide; bring around; hand over to; furnish; send; ship; send round; give)
-
to deliver (deliver to the door; bring; hand over; leave)
-
to deliver (hand over)
-
to deliver (provide; dispense; give; hand over to)
-
to deliver (set free; redeem; release; rescue)
-
to deliver (deliver enclosed)
-
to deliver (bring into the world; to give birth)
– cause to be born 1ter wereld brengen-
ter wereld brengen verbo (breng ter wereld, brengt ter wereld, bracht ter wereld, brachten ter wereld, ter wereld gebracht)
-
-
to deliver
– To provide or give. 2
Conjugaciones de deliver:
present
- deliver
- deliver
- delivers
- deliver
- deliver
- deliver
simple past
- delivered
- delivered
- delivered
- delivered
- delivered
- delivered
present perfect
- have delivered
- have delivered
- has delivered
- have delivered
- have delivered
- have delivered
past continuous
- was delivering
- were delivering
- was delivering
- were delivering
- were delivering
- were delivering
future
- shall deliver
- will deliver
- will deliver
- shall deliver
- will deliver
- will deliver
continuous present
- am delivering
- are delivering
- is delivering
- are delivering
- are delivering
- are delivering
subjunctive
- be delivered
- be delivered
- be delivered
- be delivered
- be delivered
- be delivered
diverse
- deliver!
- let's deliver!
- delivered
- delivering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for deliver:
Palabras relacionadas con "deliver":
Sinónimos de "deliver":
Definiciones relacionadas de "deliver":
Wiktionary: deliver
deliver
Cross Translation:
verb
deliver
verb
-
achterlaten op de plek van bestemming
-
het leven schenken aan een kind
-
iemand iets ~: bij iemand aan huis afleveren
-
voor de aanvoer van iets zorg dragen
-
afleveren aan huis
-
daadwerkelijk of overdrachtelijk van ketenen bevrijden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• deliver | → verzenden | ↔ effektuieren — (transitiv) eine Ware versenden |
• deliver | → baren | ↔ gebären — ein Kind zur Welt bringen |
• deliver | → verstrekken | ↔ liefern — Ware zum Käufer transportieren |
• deliver | → verlossen; bevallen | ↔ accoucher — mettre au monde un enfant. |
• deliver | → bestellen; leveren; afleveren; toevoeren | ↔ fournir — pourvoir, approvisionner. |
• deliver | → bestellen; leveren; afleveren; toevoeren; in de steek laten; laten varen; verlaten; vergeven; weggeven; wegschenken; aanbrengen; aangeven; klikken; verklikken | ↔ livrer — Traductions à trier suivant le sens |
• deliver | → bemiddelen; beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; aandoen; aanrichten; stichten; veroorzaken; uitreiken; verschaffen; verstrekken | ↔ procurer — faire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins. |