Resumen
Inglés a neerlandés: más información...
- effect:
-
Wiktionary:
- effect → bewerkstelligen, teweegbrengen
- effect → effect
- effect → effectueren, succes, welslagen, gevolg, uitvloeisel, voortvloeisel, afloop, resultaat, uitkomst, consequentie, eindresultaat, effect, indruk, afdruk, spoor, voetspoor, drukwerk, belichting, impressie, reikwijdte, draagwijdte, uitslag
Inglés
Traducciones detalladas de effect de inglés a neerlandés
effect:
-
the effect (consequence)
-
the effect (result; consequence)
-
the effect (bringing about)
-
the effect (influence; action)
-
to effect (realize; bring about; realise)
realiseren; bewerkstelligen; verwezenlijken; verwerkelijken-
bewerkstelligen verbo (bewerkstellig, bewerkstelligt, bewerkstelligde, bewerkstelligden, bewerkstelligd)
-
to effect (bring about; bring on; produce)
Conjugaciones de effect:
present
- effect
- effect
- effects
- effect
- effect
- effect
simple past
- effected
- effected
- effected
- effected
- effected
- effected
present perfect
- have effected
- have effected
- has effected
- have effected
- have effected
- have effected
past continuous
- was effecting
- were effecting
- was effecting
- were effecting
- were effecting
- were effecting
future
- shall effect
- will effect
- will effect
- shall effect
- will effect
- will effect
continuous present
- am effecting
- are effecting
- is effecting
- are effecting
- are effecting
- are effecting
subjunctive
- be effected
- be effected
- be effected
- be effected
- be effected
- be effected
diverse
- effect!
- let's effect!
- effected
- effecting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for effect:
Palabras relacionadas con "effect":
Sinónimos de "effect":
Definiciones relacionadas de "effect":
Wiktionary: effect
effect
Cross Translation:
verb
effect
-
to make or bring about; to implement
- effect → bewerkstelligen
-
result of an action
- effect → effect
noun
verb
-
veroorzaken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• effect | → effectueren | ↔ effektuieren — (transitiv) eine Zahlung leisten |
• effect | → effectueren | ↔ effektuieren — (transitiv) einen Auftrag, Befehl, Plan oder ein Vorhaben ausführen |
• effect | → succes; welslagen; gevolg; uitvloeisel; voortvloeisel; afloop; resultaat; uitkomst; consequentie; eindresultaat | ↔ aboutissement — Action d’aboutir. |
• effect | → effect; indruk | ↔ effet — Traductions à trier suivant le sens |
• effect | → afdruk; spoor; voetspoor; drukwerk; belichting; effect; impressie; indruk | ↔ impression — imprimerie|fr action par laquelle une chose appliquer sur une autre y laisser une empreinte ; résultat de cette action. |
• effect | → reikwijdte; draagwijdte | ↔ portée — Importance d’un raisonnement, d’une expression |
• effect | → afloop; gevolg; resultaat; uitkomst; uitslag; uitvloeisel; voortvloeisel | ↔ résultat — Ce qui résulter, ce qui s’ensuivre d’une délibération, d’un principe, d’une opération, d’un événement, etc. |