Inglés

Traducciones detalladas de firing de inglés a neerlandés

firing:

firing [the ~] sustantivo

  1. the firing (discharge; dismissal)
    ontslaan; afschaffen; uit de dienst ontslaan; afdanken

Translation Matrix for firing:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
afdanken discharge; dismissal; firing
afschaffen discharge; dismissal; firing
ontslaan discharge; dismissal; firing
uit de dienst ontslaan discharge; dismissal; firing
- discharge; dismissal; dismission; fire; firing off; ignition; inflammation; kindling; liberation; lighting; release; sack; sacking
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
afdanken be discharged; cast out; discard; discharge; dismiss; fire; lay off; sack; throw out
afschaffen discard
ontslaan discharge; dismiss; drop; fire; lay off; release; sack
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- discharge; firing off

Palabras relacionadas con "firing":

  • firings

Sinónimos de "firing":


Definiciones relacionadas de "firing":

  1. the act of discharging a gun1
  2. the termination of someone's employment (leaving them free to depart)1
  3. the act of setting something on fire1
  4. the act of firing weapons or artillery at an enemy1

Wiktionary: firing

firing
noun
  1. het verbreken van het dienstverband met een werknemer

fire:

to fire verbo (fires, fired, firing)

  1. to fire (dismiss; discharge; lay off; )
    ontslaan; wegsturen; ontheffen; verzenden; wegzenden; uitsturen
    • ontslaan verbo (ontsla, ontslaat, ontsloeg, ontsloegen, ontslagen)
    • wegsturen verbo (stuur weg, stuurt weg, stuurde weg, stuurden weg, weggestuurd)
    • ontheffen verbo (onthef, ontheft, onthief, onthieven, ontheven)
    • verzenden verbo (verzend, verzendt, verzond, verzonden, verzonden)
    • wegzenden verbo (zend weg, zendt weg, zond weg, zonden weg, weggezonden)
    • uitsturen verbo (stuur uit, stuurt uit, stuurde uit, stuurden uit, uitgestuurd)
  2. to fire (fusillade; shoot; fire a shot)
    schieten; vuren; afvuren; schoten lossen; afschieten
    • schieten verbo (schiet, schoot, schoten, geschoten)
    • vuren verbo (vuur, vuurt, vuurde, vuurden, gevuurd)
    • afvuren verbo (vuur af, vuurt af, vuurde af, vuurden af, afgevuurd)
    • schoten lossen verbo (los schoten, lost schoten, loste schoten, losten schoten, schoten gelost)
    • afschieten verbo (schiet af, schoot af, schoten af, afgeschoten)
  3. to fire (be discharged; discharge; dismiss; )
    afdanken; afvloeien; van zijn positie verdrijven; congé geven; eruit gooien; aan de dijk zetten
    • afdanken verbo (dank af, dankt af, dankte af, dankten af, afgedankt)
    • afvloeien verbo (vloei af, vloeit af, vloeide af, vloeiden af, afgevloeid)
    • van zijn positie verdrijven verbo (verdrijf van zijn positie, verdrijft van zijn positie, verdreef van zijn positie, verdreven van zijn positie, van zijn positie verdreven)
    • congé geven verbo
    • eruit gooien verbo (gooi eruit, gooit eruit, gooide eruit, gooiden eruit, eruit gegooid)
    • aan de dijk zetten verbo (zet aan de dijk, zette aan de dijk, zetten aan de dijk, aan de dijk gezet)
  4. to fire (burn to a cinder; burn out; burn down; )
    afbranden; platbranden; leegbranden; uitbranden
    • afbranden verbo (brand af, brandt af, brandde af, brandden af, afgebrand)
    • platbranden verbo (brand plat, brandt plat, brandde plat, brandden plat, plat gebrand)
    • leegbranden verbo
    • uitbranden verbo (brand uit, brandt uit, brandde uit, brandden uit, uitgebrand)
  5. to fire (incite; encourage; cheer on; inspire; strike into)
    aanmoedigen; toejuichen; bezielen; aanvuren
    • aanmoedigen verbo (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • toejuichen verbo (juich toe, juicht toe, juichte toe, juichten toe, toegejuicht)
    • bezielen verbo (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)
    • aanvuren verbo (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)

Conjugaciones de fire:

present
  1. fire
  2. fire
  3. fires
  4. fire
  5. fire
  6. fire
simple past
  1. fired
  2. fired
  3. fired
  4. fired
  5. fired
  6. fired
present perfect
  1. have fired
  2. have fired
  3. has fired
  4. have fired
  5. have fired
  6. have fired
past continuous
  1. was firing
  2. were firing
  3. was firing
  4. were firing
  5. were firing
  6. were firing
future
  1. shall fire
  2. will fire
  3. will fire
  4. shall fire
  5. will fire
  6. will fire
continuous present
  1. am firing
  2. are firing
  3. is firing
  4. are firing
  5. are firing
  6. are firing
subjunctive
  1. be fired
  2. be fired
  3. be fired
  4. be fired
  5. be fired
  6. be fired
diverse
  1. fire!
  2. let's fire!
  3. fired
  4. firing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

fire [the ~] sustantivo

  1. the fire (blaze; flames)
    het vuur; de brand; de fik
    • vuur [het ~] sustantivo
    • brand [de ~ (m)] sustantivo
    • fik [de ~ (m)] sustantivo
  2. the fire (stove; heater)
    de verwarming; de kachel
  3. the fire (shooting)
    schieten; het vuren
  4. the fire (passion; heartiness; ardor; )
    de passie; de hartstocht; de overgave; de vurigheid; hartstochtelijkheid; het vuur; de gloed
  5. the fire
    kleine kachel; het kacheltje
  6. the fire
    de brand
    • brand [de ~ (m)] sustantivo
  7. the fire (hearth-fire)
    het haardvuur

Translation Matrix for fire:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aanmoedigen encouragement; encouraging; impelling; inciting; motivation; stimulation; support; turning on
aanvuren encouragement; motivation; stimulation; support
afdanken discharge; dismissal; firing
afschieten shooting
afvloeien draining away; flowing away; running away
afvuren shooting
brand blaze; fire; flames
fik blaze; fire; flames
gloed ardor; ardour; craze; fieriness; fire; heartiness; passion ardor; ardour; assiduity; diligence; fervor; fervour; gleam; glimmer; glow; glow effect; lucidity; luminosity; outer glow; radiance; shine; warmth; zeal; zest; élan
haardvuur fire; hearth-fire
hartstocht ardor; ardour; craze; fieriness; fire; heartiness; passion ardor; ardour; passion; verve; zeal; zest
hartstochtelijkheid ardor; ardour; craze; fieriness; fire; heartiness; passion
kachel fire; heater; stove
kacheltje fire
kleine kachel fire
ontslaan discharge; dismissal; firing
overgave ardor; ardour; craze; fieriness; fire; heartiness; passion ambition; assiduousness; capitulation; dedication; devotion; diligence; passion
passie ardor; ardour; craze; fieriness; fire; heartiness; passion ardor; ardour; passion; verve; zeal; zest
schieten fire; shooting
schoten lossen shooting
toejuichen encouragement; motivation; stimulation; support
verwarming fire; heater; stove central heating; heating; warming
verzenden mailing
vuren fire; shooting
vurigheid ardor; ardour; craze; fieriness; fire; heartiness; passion disposition; excitement; inclination; liveliness; nature; proclivity; rush; temper; temperament; vivacity
vuur ardor; ardour; blaze; craze; fieriness; fire; flames; heartiness; passion ardor; ardour; assiduity; diligence; fervor; fervour; log fire; passion; verve; wood fire; zeal; zest; élan
wegsturen mailing
- ardor; ardour; attack; blast; fervency; fervidness; fervor; fervour; firing; flack; flak; flame; flaming
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aan de dijk zetten be discharged; cast out; discharge; dismiss; fire; lay off; sack; throw out
aanmoedigen cheer on; encourage; fire; incite; inspire; strike into activate; aggravate; arouse; awake; encourage; encourage someone; excite; foster; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate; support
aanvuren cheer on; encourage; fire; incite; inspire; strike into encourage
afbranden burn; burn down; burn loose; burn out; burn to a cinder; burn up; fire; flare up; take fire
afdanken be discharged; cast out; discharge; dismiss; fire; lay off; sack; throw out discard
afschieten fire; fire a shot; fusillade; shoot shoot down; shoot to death
afvloeien be discharged; cast out; discharge; dismiss; fire; lay off; sack; throw out drain off; flow away
afvuren fire; fire a shot; fusillade; shoot
bezielen cheer on; encourage; fire; incite; inspire; strike into activate; animate; arouse; awake; encourage; excite; inspire; stimulate; support
congé geven be discharged; cast out; discharge; dismiss; fire; lay off; sack; throw out
eruit gooien be discharged; cast out; discharge; dismiss; fire; lay off; sack; throw out
leegbranden burn; burn down; burn loose; burn out; burn to a cinder; burn up; fire; flare up; take fire
ontheffen discharge; dismiss; drop; fire; lay off; release; sack relieve someone of an obligation
ontslaan discharge; dismiss; drop; fire; lay off; release; sack
platbranden burn; burn down; burn loose; burn out; burn to a cinder; burn up; fire; flare up; take fire
schieten fire; fire a shot; fusillade; shoot
schoten lossen fire; fire a shot; fusillade; shoot
toejuichen cheer on; encourage; fire; incite; inspire; strike into acclaim; applaud; cheer; hurray
uitbranden burn; burn down; burn loose; burn out; burn to a cinder; burn up; fire; flare up; take fire burn out
uitsturen discharge; dismiss; drop; fire; lay off; release; sack
van zijn positie verdrijven be discharged; cast out; discharge; dismiss; fire; lay off; sack; throw out
verzenden discharge; dismiss; drop; fire; lay off; release; sack dispatch; email; send; submit
vuren fire; fire a shot; fusillade; shoot pull the trigger
wegsturen discharge; dismiss; drop; fire; lay off; release; sack fob off with; not follow up; send
wegzenden discharge; dismiss; drop; fire; lay off; release; sack send
- arouse; burn; burn down; discharge; elicit; enkindle; evoke; fuel; go off; kindle; open fire; provoke; raise
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- discharge; fire off; forge fire; hearth; smith's hearth

Palabras relacionadas con "fire":

  • fires

Sinónimos de "fire":


Antónimos de "fire":


Definiciones relacionadas de "fire":

  1. the act of firing weapons or artillery at an enemy1
    • hold your fire until you can see the whites of their eyes1
    • they retreated in the face of withering enemy fire1
  2. a fireplace in which a relatively small fire is burning1
    • they sat by the fire and talked1
  3. intense adverse criticism1
    • Clinton directed his fire at the Republican Party1
  4. the event of something burning (often destructive)1
    • they lost everything in the fire1
  5. a severe trial1
    • he went through fire and damnation1
  6. feelings of great warmth and intensity1
  7. the process of combustion of inflammable materials producing heat and light and (often) smoke1
    • fire was one of our ancestors' first discoveries1
  8. fuel that is burning and is used as a means for cooking1
    • put the kettle on the fire1
    • barbecue over an open fire1
  9. once thought to be one of four elements composing the universe (Empedocles)1
  10. bake in a kiln so as to harden1
    • fire pottery1
  11. destroy by fire1
  12. cause to go off1
    • fire a gun1
    • fire a bullet1
  13. go off or discharge1
    • The gun fired1
  14. start firing a weapon1
  15. call forth (emotions, feelings, and responses)1
  16. drive out or away by or as if by fire1
    • The soldiers were fired1
    • Surrender fires the cold skepticism1
  17. provide with fuel1
    • Oil fires the furnace1

Wiktionary: fire

fire
verb
  1. physiology: to cause action potential in a cell
  2. sport: to shoot, to attempt to score a goal
  3. intransitive: to shoot
  4. transitive: to shoot
  5. to terminate the employment of
  6. to heat pottery, etc.
noun
  1. in-flight bullets
  2. the elements of a fire
  3. heater or stove
  4. India and Japan: one of the five basic elements
  5. alchemy: one of the four basic elements
  6. occurrence of fire in a certain place
  7. something that has produced or is capable of producing this chemical reaction
  8. oxidation reaction
fire
noun
  1. brand
  2. een lichtend verschijnsel dat onstaat wanneer iets verbrandt
verb
  1. arbeidsovereenkomst beëindigen
  2. de genoemde waardigheid...
  3. nog te sorteren
  4. schoten lossen

Cross Translation:
FromToVia
fire beschieting; vuur Beschussmilitärisch: Vorgang des Schießens (über längere Zeit hindurch) auf jemanden oder etwas
fire vuur Feuer — Leuchterscheinung und Wärmeabgabe beim Verbrennen
fire vuur Feuer — menschlich kontrollierter Verbrennungsvorgang, hauptsächlich, um die Wärme zu nutzen
fire brand Feuer — Vernichtung durch Flammen
fire in vervoering brengen exalterélever très haut par des louanges.
fire vuur feu — Dégagement d’énergie calorifique par une combustion.
fire brand; vuurzee incendieréaction de combustion, feu non maîtriser dans le temps et l’espace conduisant à l’embrasement d’un édifice, d’une maison, d’une forêt, etc.
fire afdanken; afmonsteren; ontslaan; ontzetten; royeren licenciercongédier un employé.
fire afrijden; uitlopen; uitvaren; vertrekken; wegrijden; starten; afgaan; weggaan; zich verwijderen; afvuren; losbranden; opstappen; op weg gaan; tijgen; aan de gang brengen partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase :
fire wegzenden; wegsturen renvoyer — Congédier quelqu’un
fire endosseren; gireren; wenden virer — À trier

Traducciones relacionadas de firing