Resumen
Inglés a neerlandés: más información...
- inviting:
- invite:
-
Wiktionary:
- invite → uitnodigen
- invite → uitnodigen, inviteren, noden, vragen
Inglés
Traducciones detalladas de inviting de inglés a neerlandés
inviting:
-
inviting (attractive; appealing; attracting; alluring; enchanting; adorable; lovely; charming)
aantrekkelijk; attractief; uitnodigend; verlokkend; aanlokkelijk; bekoorlijk; verzoekend; uitlokkend-
aantrekkelijk adj.
-
attractief adj.
-
uitnodigend adj.
-
verlokkend adj.
-
aanlokkelijk adj.
-
bekoorlijk adj.
-
verzoekend adj.
-
uitlokkend adj.
-
-
inviting (alluring; appealing; tempting; attractive; desireable)
verleidelijk; aantrekkelijk; uitnodigend; attractief; aanlokkelijk; bekoorlijk-
verleidelijk adj.
-
aantrekkelijk adj.
-
uitnodigend adj.
-
attractief adj.
-
aanlokkelijk adj.
-
bekoorlijk adj.
-
-
inviting (tempting; alluring)
-
the inviting (alluring; attracting; tempting; charming)
Translation Matrix for inviting:
Palabras relacionadas con "inviting":
Sinónimos de "inviting":
Antónimos de "inviting":
Definiciones relacionadas de "inviting":
invite:
Conjugaciones de invite:
present
- invite
- invite
- invites
- invite
- invite
- invite
simple past
- invited
- invited
- invited
- invited
- invited
- invited
present perfect
- have invited
- have invited
- has invited
- have invited
- have invited
- have invited
past continuous
- was inviting
- were inviting
- was inviting
- were inviting
- were inviting
- were inviting
future
- shall invite
- will invite
- will invite
- shall invite
- will invite
- will invite
continuous present
- am inviting
- are inviting
- is inviting
- are inviting
- are inviting
- are inviting
subjunctive
- be invited
- be invited
- be invited
- be invited
- be invited
- be invited
diverse
- invite!
- let's invite!
- invited
- inviting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for invite:
Palabras relacionadas con "invite":
Sinónimos de "invite":
Definiciones relacionadas de "invite":
Wiktionary: invite
invite
Cross Translation:
verb
invite
-
ask for the presence or participation of someone
- invite → uitnodigen
verb
-
iemand verzoeken iets bij te wonen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• invite | → uitnodigen; inviteren | ↔ einladen — jemanden freundlich auffordern, bitten, zu kommen oder mitzugehen, um gemeinsam etwas zu tun |
• invite | → inviteren; noden; uitnodigen; vragen | ↔ inviter — convier, prier de se trouver, de se rendre quelque part, d’assister à quelque cérémonie, etc. |
Traducciones automáticas externas: