Inglés

Traducciones detalladas de reflective de inglés a neerlandés

reflective:


Translation Matrix for reflective:

AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
beschouwelijk contemplative; reflective contemplative; reflexive
blinkend bright; phosphorescent; reflective; shining; shiny
- brooding; broody; contemplative; meditative; musing; pensive; pondering; ruminative
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
beschouwbaar contemplative; reflective
glimmend bright; phosphorescent; reflective; shining; shiny

Palabras relacionadas con "reflective":

  • reflectiveness, reflectively, reflect

Sinónimos de "reflective":


Antónimos de "reflective":

  • nonreflective

Definiciones relacionadas de "reflective":

  1. devoted to matters of the mind1
    • the reflective type1
  2. capable of physically reflecting light or sound1
    • a reflective surface1
  3. deeply or seriously thoughtful1

Wiktionary: reflective

reflective
adjective
  1. reflectorisch, met betrekking tot een reflex

Cross Translation:
FromToVia
reflective weloverwogen réfléchi — Fait ou dit avec réflexion
reflective bedachtzaam réfléchi — Qui a l’habitude de réfléchir

reflect:

to reflect verbo (reflects, reflected, reflecting)

  1. to reflect (consider; deliberate; have a conference; )
    overwegen; beraadslagen
    • overwegen verbo (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • beraadslagen verbo (beraadslaag, beraadslaagt, beraadslaagde, beraadslaagden, beraadslaagd)
    overleggen
    – het praten erover 2
    • overleggen verbo (overleg, overlegt, overlegde, overlegden, overlegd)
  2. to reflect (be reflected; mirror; cast back)
    weerspiegelen; reflecteren; terugkaatsen
    • weerspiegelen verbo (weerspiegel, weerspiegelt, weerspiegelde, weerspiegelden, weerspiegeld)
    • reflecteren verbo (reflecteer, reflecteert, reflecteerde, reflecteerden, gereflecteerd)
    • terugkaatsen verbo (kaats terug, kaatst terug, kaatste terug, kaatsten terug, teruggekaatst)
  3. to reflect (strike back; reverberate; echo)
    reflecteren; stuiten; weerkaatsen; terugkaatsen; echoën; terugstoten
    • reflecteren verbo (reflecteer, reflecteert, reflecteerde, reflecteerden, gereflecteerd)
    • stuiten verbo (stuit, stuitte, stuitten, gestuit)
    • weerkaatsen verbo (weerkaats, weerkaatst, weerkaatste, weerkaatsten, weerkaatst)
    • terugkaatsen verbo (kaats terug, kaatst terug, kaatste terug, kaatsten terug, teruggekaatst)
    • echoën verbo (echo, echoot, echode, echoden, geëchood)
    • terugstoten verbo (stoot terug, stootte terug, stootten terug, terugestoten)
  4. to reflect (mirror)
    afspiegelen
    • afspiegelen verbo (spiegel af, spiegelt af, spiegelde af, spiegelden af, afgespiegeld)
  5. to reflect (think; consider; ponder; )
    nadenken; prakkiseren; peinzen; piekeren
    • nadenken verbo (denk na, denkt na, dacht na, dachten na, nagedacht)
    • prakkiseren verbo
    • peinzen verbo (peins, peinst, peinsde, peinsden, gepeinsd)
    • piekeren verbo (pieker, piekert, piekerde, piekerden, gepiekerd)
  6. to reflect (do some hard thinking; consider; think better of it)
    bezinnen
    • bezinnen verbo (bezin, bezint, bezon, bezonnen, bezonnen)
  7. to reflect (mirror; reverberate)
    weerschijnen; weerkaatsen
    • weerschijnen verbo (weerschijn, weerschijnt, weerscheen, weerschenen, weerschenen)
    • weerkaatsen verbo (weerkaats, weerkaatst, weerkaatste, weerkaatsten, weerkaatst)
  8. to reflect
    – To copy driver binaries, install services, and add registry keys for one or more drivers from a driver package onto a system, without the context of a specific device. A system can be booted from reflected drivers, however full device installation may still be required in order to enable full driver functionality. 3
    reflecteren
    • reflecteren verbo (reflecteer, reflecteert, reflecteerde, reflecteerden, gereflecteerd)

Conjugaciones de reflect:

present
  1. reflect
  2. reflect
  3. reflects
  4. reflect
  5. reflect
  6. reflect
simple past
  1. reflected
  2. reflected
  3. reflected
  4. reflected
  5. reflected
  6. reflected
present perfect
  1. have reflected
  2. have reflected
  3. has reflected
  4. have reflected
  5. have reflected
  6. have reflected
past continuous
  1. was reflecting
  2. were reflecting
  3. was reflecting
  4. were reflecting
  5. were reflecting
  6. were reflecting
future
  1. shall reflect
  2. will reflect
  3. will reflect
  4. shall reflect
  5. will reflect
  6. will reflect
continuous present
  1. am reflecting
  2. are reflecting
  3. is reflecting
  4. are reflecting
  5. are reflecting
  6. are reflecting
subjunctive
  1. be reflected
  2. be reflected
  3. be reflected
  4. be reflected
  5. be reflected
  6. be reflected
diverse
  1. reflect!
  2. let's reflect!
  3. reflected
  4. reflecting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for reflect:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
overwegen considering
stuiten tail-bones
terugkaatsen fling back; ricochet; strike back
weerschijnen mirror image; reflection
weerspiegelen mirror image; reflection
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
afspiegelen mirror; reflect
beraadslagen consider; deliberate; discuss; have a conference; hold session; meet; reflect; think it over
bezinnen consider; do some hard thinking; reflect; think better of it
echoën echo; reflect; reverberate; strike back echo; parrot; repeat; resound; reverberate; say after; sound
nadenken brood; cogitate; consider; muse; ponder; reflect; think; wonder contemplate; meditate on; muse on; ponder on; reflect on
overleggen consider; deliberate; discuss; have a conference; hold session; meet; reflect; think it over
overwegen consider; deliberate; discuss; have a conference; hold session; meet; reflect; think it over consider; regard; think it over; think out; think over
peinzen brood; cogitate; consider; muse; ponder; reflect; think; wonder contemplate; meditate on; muse on; ponder on; reflect on
piekeren brood; cogitate; consider; muse; ponder; reflect; think; wonder
prakkiseren brood; cogitate; consider; muse; ponder; reflect; think; wonder
reflecteren be reflected; cast back; echo; mirror; reflect; reverberate; strike back
stuiten echo; reflect; reverberate; strike back
terugkaatsen be reflected; cast back; echo; mirror; reflect; reverberate; strike back
terugstoten echo; reflect; reverberate; strike back
weerkaatsen echo; mirror; reflect; reverberate; strike back echo; resound; reverberate; sound
weerschijnen mirror; reflect; reverberate
weerspiegelen be reflected; cast back; mirror; reflect
- reverberate; shine
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- mirror

Palabras relacionadas con "reflect":


Sinónimos de "reflect":


Definiciones relacionadas de "reflect":

  1. give evidence of the quality of1
    • The mess in his dorm room reflects on the student1
  2. give evidence of a certain behavior1
    • His lack of interest in the project reflects badly on him1
  3. to throw or bend back (from a surface)1
    • Sound is reflected well in this auditorium1
  4. show an image of1
    • her sunglasses reflected his image1
  5. manifest or bring back1
    • This action reflects his true beliefs1
  6. be bright by reflecting or casting light1
  7. To copy driver binaries, install services, and add registry keys for one or more drivers from a driver package onto a system, without the context of a specific device. A system can be booted from reflected drivers, however full device installation may still be required in order to enable full driver functionality.3

Wiktionary: reflect

reflect
verb
  1. to mirror, or show the image of something
reflect
verb
  1. [doordénken] serieus en goed nadenken over een kwestie
  2. een beeld weerkaatsen
  3. door elastische botsing van richting veranderen

Cross Translation:
FromToVia
reflect bezinnen besinnen — (reflexiv) klar werden, nachdenken
reflect beschouwen; nagaan; overwegen; rekening houden met considérerregarder attentivement.
reflect reflecteren; spiegelen; terugkaatsen; weerkaatsen; weerspiegelen refléterrenvoyer l’image, la lumière ou la couleur.
reflect aanhouden; afdanken; afmonsteren; doorsturen; doorzenden; heruitzenden; ontslaan; ontzetten; refereren; reflecteren; retourneren; royeren; spiegelen; terugbezorgen; teruggooien; terugkaatsen; terugsturen; terugwerpen; terugwijzen; uitdrijven; uitstellen; verdagen; verdrijven; verjagen; verschuiven; verwijzen; weerkaatsen; weerspiegelen; wegdrijven; wegjagen renvoyerenvoyer de nouveau.