Resumen
Inglés a neerlandés: más información...
-
study:
- bestuderen; studeren; leren; blokken; onderzoeken; naspeuren; nasporen; verwerven; opsteken; aanleren; oppikken; eigen maken; instuderen; vossen; onderwijzen; leerstof erin stampen; navorsen
- studie; cursus; leergang; kursus; oefenstuk; praktijk; artsenpraktijk; studeervertrek; werkkamer; studeerkamer
-
Wiktionary:
- study → studeren, leren, instuderen, bestuderen
- study → studie, studeerkamer, studiezaal
- study → studeren, exploreren, nagaan, onderzoeken, uitvissen, uitzoeken, vorsen, examineren, nakijken, nauwkeurig onderzoeken, speurtocht, speurwerk, zoektocht, queeste, onderzoek, studie, bestuderen
Inglés
Traducciones detalladas de study de inglés a neerlandés
study:
-
the study (course)
-
the study (practice piece)
-
the study (doctor's practice; training)
-
the study
– a room used for reading and writing and studying 1
Translation Matrix for study:
Palabras relacionadas con "study":
Sinónimos de "study":
Definiciones relacionadas de "study":
Wiktionary: study
study
Cross Translation:
verb
study
-
to revise/review materials
-
-
- study → studeren; instuderen
-
mental effort to acquire knowledge
- study → studie
-
room
- study → studeerkamer; studiezaal
verb
-
er een studie over maken
-
het volgen van een opleiding en verwerven van kennis, gewoonlijk aan een universiteit als voornaamste bezigheid
-
een ruimte om te studeren
-
tijd besteed om zich kennis of vaardigheid eigen te maken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• study | → studeren | ↔ studieren — (transitiv) (intransitiv) eine Hochschulausbildung machen, Student sein; an einer Hochschule Themen und Methoden eines oder mehrerer Fachgebiete erlernen |
• study | → exploreren; nagaan; onderzoeken; uitvissen; uitzoeken; vorsen; examineren; nakijken; nauwkeurig onderzoeken | ↔ examiner — observer avec attention, avec réflexion. |
• study | → exploreren; onderzoeken; uitzoeken; nagaan; uitvissen; vorsen | ↔ explorer — parcourir une région inconnue qu’on venir de découvrir pour en connaître la situation, l’étendue, les mœurs, etc. |
• study | → speurtocht; speurwerk; zoektocht; queeste; onderzoek | ↔ recherche — action de rechercher. |
• study | → studie | ↔ étude — apprentissage, travail pour apprendre ou approfondir des savoirs. |
• study | → studeren; bestuderen | ↔ étudier — Traductions à trier suivant le sens |