Inicio ->Diccionarios ->inglés/neerlandés ->Traducir wavering

Traducir wavering de inglés a neerlandés

Resumen
Inglés a neerlandés:   más información...
  1. wavering:
  2. waver:
  3. Wiktionary:

Inglés

Traducciones detalladas de wavering de inglés a neerlandés

wavering:

wavering adj.

  1. wavering (dawdling; slow; dilatory; )
    langzaam; traag; aarzelend; treuzelachtig; slepend; weifelend; dralend; besluitloos; treuzelend; talmend; leuterig
  2. wavering
    twijfelmoedig; halfslachtig; wankelmoedig; onstandvastig
  3. wavering (faltering)
    haperend
  4. wavering (hesitating; hesitatingly; reluctantly; dilatory)
    aarzelend; weifelend; schoorvoetend; halfslachtig; wankelmoedig
  5. wavering (hesitating; indecisive; double-minded; vacillating)
    besluiteloos; aarzelend; weifelachtig; weifelend

wavering [the ~] sustantivo

  1. the wavering (tottering)
    de wankeling
  2. the wavering (half-heartedness)
    de halfheid
  3. the wavering (irresolution; irresoluteness)
    de wankelmoedigheid; de twijfelmoedigheid

Translation Matrix for wavering:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
halfheid half-heartedness; wavering
twijfelmoedigheid irresoluteness; irresolution; wavering
wankeling tottering; wavering
wankelmoedigheid irresoluteness; irresolution; wavering
- fluctuation; hesitation; vacillation
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
besluiteloos double-minded; hesitating; indecisive; vacillating; wavering indecisive; insecure
halfslachtig dilatory; hesitating; hesitatingly; reluctantly; wavering
langzaam dawdling; dilatory; dragging; hesitating; lingering; slow; wavering languid; lazy; listless; slow; sluggish; tardy
leuterig dawdling; dilatory; dragging; hesitating; lingering; slow; wavering
onstandvastig wavering
schoorvoetend dilatory; hesitating; hesitatingly; reluctantly; wavering
traag dawdling; dilatory; dragging; hesitating; lingering; slow; wavering idle; languid; lazy; listless; slack; slow; sluggish; tardy; workshy
treuzelachtig dawdling; dilatory; dragging; hesitating; lingering; slow; wavering
twijfelmoedig wavering
wankelmoedig dilatory; hesitating; hesitatingly; reluctantly; wavering
weifelachtig double-minded; hesitating; indecisive; vacillating; wavering
- vacillant; vacillating
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- undecided; vacillation
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
aarzelend dawdling; dilatory; double-minded; dragging; hesitating; hesitatingly; indecisive; lingering; reluctantly; slow; vacillating; wavering
besluitloos dawdling; dilatory; dragging; hesitating; lingering; slow; wavering
dralend dawdling; dilatory; dragging; hesitating; lingering; slow; wavering
haperend faltering; wavering
slepend dawdling; dilatory; dragging; hesitating; lingering; slow; wavering
talmend dawdling; dilatory; dragging; hesitating; lingering; slow; wavering
treuzelend dawdling; dilatory; dragging; hesitating; lingering; slow; wavering
weifelend dawdling; dilatory; double-minded; dragging; hesitating; hesitatingly; indecisive; lingering; reluctantly; slow; vacillating; wavering

Palabras relacionadas con "wavering":


Sinónimos de "wavering":


Definiciones relacionadas de "wavering":

  1. uncertain in purpose or action1
  2. the quality of being unsteady and subject to changes1
  3. indecision in speech or action1

wavering forma de waver:

to waver verbo (wavers, wavered, wavering)

  1. to waver (hesitate; be indecised; procrastinate; )
    aarzelen; twijfelen; weifelen
    • aarzelen verbo (aarzel, aarzelt, aarzelde, aarzelden, geaarzeld)
    • twijfelen verbo (twijfel, twijfelt, twijfelde, twijfelden, getwijfeld)
    • weifelen verbo (weifel, weifelt, weifelde, weifelden, geweifeld)
  2. to waver (stick; stagnate; falter; stop; stay put)
    stokken; blijven steken; vastlopen; haperen
    • stokken verbo (stok, stokt, stokte, stokten, gestokt)
    • blijven steken verbo (blijf steken, blijft steken, bleef steken, bleven steken, steken gebleven)
    • vastlopen verbo (loop vast, loopt vast, liep vast, liepen vast, vastgelopen)
    • haperen verbo (haper, hapert, haperde, haperden, gehaperd)
  3. to waver (hesitate; doubt; linger; )
    aarzelen; talmen; weifelen; dubben
    • aarzelen verbo (aarzel, aarzelt, aarzelde, aarzelden, geaarzeld)
    • talmen verbo (talm, talmt, talmde, talmden, getalmd)
    • weifelen verbo (weifel, weifelt, weifelde, weifelden, geweifeld)
    • dubben verbo (dub, dubt, dubde, dubden, gedubd)

Conjugaciones de waver:

present
  1. waver
  2. waver
  3. wavers
  4. waver
  5. waver
  6. waver
simple past
  1. wavered
  2. wavered
  3. wavered
  4. wavered
  5. wavered
  6. wavered
present perfect
  1. have wavered
  2. have wavered
  3. has wavered
  4. have wavered
  5. have wavered
  6. have wavered
past continuous
  1. was wavering
  2. were wavering
  3. was wavering
  4. were wavering
  5. were wavering
  6. were wavering
future
  1. shall waver
  2. will waver
  3. will waver
  4. shall waver
  5. will waver
  6. will waver
continuous present
  1. am wavering
  2. are wavering
  3. is wavering
  4. are wavering
  5. are wavering
  6. are wavering
subjunctive
  1. be wavered
  2. be wavered
  3. be wavered
  4. be wavered
  5. be wavered
  6. be wavered
diverse
  1. waver!
  2. let's waver!
  5. wavered
  6. wavering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for waver:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
blijven steken sticking fast
haperen sticking fast
stokken canes; walking-sticks
vastlopen breaking down; coming to a standstill; congelation; failing; obstruction; reaching a deadlock; stoppage
- falter; faltering; flicker; flutter; hesitation
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aarzelen be indecised; brood over; defer; delay; deter; doubt; hesitate; linger; procrastinate; put off; question; tarry; vacillate; waver dawdle; delay; linger; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry
blijven steken falter; stagnate; stay put; stick; stop; waver
dubben brood over; defer; delay; deter; doubt; hesitate; linger; tarry; waver dub; synchronise; synchronize
haperen falter; stagnate; stay put; stick; stop; waver falter; stammer; stutter
stokken falter; stagnate; stay put; stick; stop; waver
talmen brood over; defer; delay; deter; doubt; hesitate; linger; tarry; waver dawdle; delay; hang about; hang around; linger; loiter; procrastinate; put off; retard; saunter; tarry; waffle
twijfelen be indecised; hesitate; procrastinate; put off; question; tarry; vacillate; waver be doubtful; doubt; hesitate
vastlopen falter; stagnate; stay put; stick; stop; waver becoming stuck; crash; get stuck; jam; run aground; stagnate
weifelen be indecised; brood over; defer; delay; deter; doubt; hesitate; linger; procrastinate; put off; question; tarry; vacillate; waver
- falter; flicker; flitter; fluctuate; flutter; hesitate; quaver; quiver; vacillate; waffle; weave

Palabras relacionadas con "waver":


Sinónimos de "waver":


Definiciones relacionadas de "waver":

  1. the act of moving back and forth1
  2. the act of pausing uncertainly1
  3. someone who communicates by waving1
  4. give off unsteady sounds, alternating in amplitude or frequency1
  5. sway to and fro1
  6. move or sway in a rising and falling or wavelike pattern1
  7. move back and forth very rapidly1
  8. move hesitatingly, as if about to give way1
  9. pause or hold back in uncertainty or unwillingness1
  10. be unsure or weak1

Wiktionary: waver

waver
verb
  1. to sway back and forth
  2. to flicker, glimmer, quiver
  3. to fluctuate or vary
  4. to shake or tremble
  5. to falter; become unsteady; begin to fail or give way
  6. to be indecisive between choices; to feel or show doubt or indecision; to vacillate
noun
  1. someone who waves
waver
verb
  1. in besluiteloosheid niet tot handelen overgaan
Cross Translation:
FromToVia
• waver → doen schommelen; laten balanceren ↔ balancer — tenir en équilibre.
• waver → waggelen; wankelen; wiebelen; zwichten; aarzelen; dubben; schoorvoeten; schromen; weifelen ↔ barguigner — (familier, fr) hésiter, avoir de la peine à se déterminer, particulièrement quand il s’agir d’un achat, d’une affaire, d’un traité.
• waver → bibberen; flakkeren; lillen; trillen ↔ frissonner — Avoir le frisson, un tremblement causé par le froid ou la fièvre.
• waver → bibberen; flakkeren; lillen; trillen ↔ frémir — Faire entendre une succession de petits bruits
• waver → waggelen; wankelen; wiebelen; zwichten; aarzelen; dubben; schoorvoeten; schromen; weifelen ↔ hésiter — Être incertain, indécis sur le parti, sur la résolution que l’on doit prendre.
• waver → oscilleren; schommelen; slingeren ↔ osciller — Se mouvoir alternativement en deux sens contraires.







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0512 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos