Resumen
Inglés a neerlandés: más información...
- wax:
-
Wiktionary:
- wax → was, wassen, aanwassen, schoensmeer
- wax → wassen
- wax → wassen, was aanbrengen, met was insmeren, aanwassen
- wax → was, meer gaan betalen, opslag geven, groeien, aangroeien, stijgen, toenemen, vergroten, vermeerderen, uitbouwen, uitbreiden, gedijen, wassen, aanwassen, in de was zetten, met was inwrijven, poetsen, schoenen poetsen, groter worden
Inglés
Traducciones detalladas de wax de inglés a neerlandés
wax:
-
to wax
Conjugaciones de wax:
present
- wax
- wax
- waxes
- wax
- wax
- wax
simple past
- waxed
- waxed
- waxed
- waxed
- waxed
- waxed
present perfect
- have waxed
- have waxed
- has waxed
- have waxed
- have waxed
- have waxed
past continuous
- was waxing
- were waxing
- was waxing
- were waxing
- were waxing
- were waxing
future
- shall wax
- will wax
- will wax
- shall wax
- will wax
- will wax
continuous present
- am waxing
- are waxing
- is waxing
- are waxing
- are waxing
- are waxing
subjunctive
- be waxed
- be waxed
- be waxed
- be waxed
- be waxed
- be waxed
diverse
- wax!
- let's wax!
- waxed
- waxing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Translation Matrix for wax:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
in de was zetten | wax | |
- | climb; full; mount; rise |
Palabras relacionadas con "wax":
Sinónimos de "wax":
Antónimos de "wax":
Definiciones relacionadas de "wax":
Wiktionary: wax
wax
Cross Translation:
noun
wax
-
oily, water-resistant substance
- wax → was
-
preparation containing wax, used as a polish
- wax → was
-
process of growing
-
made of wax
- wax → wassen
-
apply wax to
- wax → wassen; was aanbrengen; met was insmeren
verb
-
toenemen, aangroeien
-
groeien
-
in de was zetten
-
smeersel om leer glanzend en soepel te houden en de kale plekken op te kleuren
- schoensmeer → polish; wax
-
product van de bij
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wax | → was | ↔ Wachs — Chemie: Ester aus Fettsäuren und langkettigen Alkoholenvergleiche Wikipedia|Wachs#Wachsarten|Wachs |
• wax | → meer gaan betalen; opslag geven; groeien; aangroeien; stijgen; toenemen; vergroten; vermeerderen; uitbouwen; uitbreiden; gedijen; wassen; aanwassen | ↔ augmenter — rendre une quantité plus grande. |
• wax | → was | ↔ cire — matière mou, très fusible et jaunâtre, avec laquelle les abeilles construire les gâteaux de leurs ruches et qu’on emploie à différents usages, dans les arts, dans l’économie domestique, etc. |
• wax | → in de was zetten; met was inwrijven; poetsen; schoenen poetsen | ↔ cirer — Enduire de cirage une chaussure pour la faire briller. |
• wax | → gedijen; groeien; toenemen; wassen; aanwassen; groter worden | ↔ grandir — intransitif|fr devenir plus grand. |