Resumen
Español a neerlandés: más información...
-
decente:
- netjes; gepast; keurig; schoon; proper; zindelijk; beschaafd; fatsoenlijk; welgemanierd; welopgevoed; tof; geschikt; onberispelijk; correct; onbesproken; ordentelijk; deugdzaam; eerzaam; zedig; decent; eerbaar; welvoeglijk; manierlijk; fair; eerlijk; hebbelijk; sec; betamelijk; welgevoeglijk; puur; zuiver; maagdelijk; onschuldig; onbevlekt; rein; kuis; indrukwekkend; eerbiedwekkend; respectabel; kies
- decentarse:
-
Wiktionary:
- decente → behoorlijk, keurig
- decente → redelijk, integer, substantieel, significant, ingetogen, bruikbaar, geschikt, doelmatig, gemakkelijk, gepast, passend, betamelijk, toepasselijk, behoorlijk, fatsoenlijk, keurig, voegzaam, welvoeglijk
Neerlandés a español: más información...
- decent:
Español
Traducciones detalladas de decente de español a neerlandés
decente:
-
decente (conveniente; correcto; justo; cortés; debido)
-
decente (cuidado; esmerado; limpio; decentemente; bien ordenado; ordenado; ordenadamente)
-
decente (bien educado; civilizado; educado; correcto; culto)
netjes; beschaafd; fatsoenlijk; welgemanierd; welopgevoed-
netjes adv.
-
beschaafd adj.
-
fatsoenlijk adj.
-
welgemanierd adj.
-
welopgevoed adj.
-
-
decente (amable; honesto)
-
decente (intachable; impecable; sin mancha; correcto; impoluto; pulcro; irreprochable; impecablemente; pulcramente; sin tacha; bien arreglado)
onberispelijk; keurig; correct; onbesproken-
onberispelijk adj.
-
keurig adj.
-
correct adj.
-
onbesproken adj.
-
-
decente (limpio; ordenado; correcto; honrado; presentable; regular; digno; educado; honesto; impecable; razonable; metódico; pulcro; respetable; regulado; en orden; sistemático; decentemente; impecablemente; bien educado; pulcramente; bien arreglado; bien ordenado)
-
decente (honesto; honrado; correcto; digno; correctamente; virtuoso; educado; respetable; bien educado)
-
decente
fatsoenlijk; decent; netjes; eerbaar; welvoeglijk; manierlijk-
fatsoenlijk adj.
-
decent adj.
-
netjes adv.
-
eerbaar adj.
-
welvoeglijk adj.
-
manierlijk adj.
-
-
decente (honesto; sincero; correcto; justo; honrado; equitativo)
-
decente (soportable; correspodiente; adecuado; como corresponde)
-
decente (bien; cuidado; limpio; correcto; ordenado; arreglado; esmerado; pulcro; desprotegida; ordenadamente; decentemente; sin vigilancia; bien ordenado)
-
decente (honesto)
-
decente (virgen; inocente; casto; pulcro; cándido; puro; inmaculado)
puur; zuiver; maagdelijk; onschuldig; onbevlekt; rein; kuis-
puur adj.
-
zuiver adj.
-
maagdelijk adj.
-
onschuldig adj.
-
onbevlekt adj.
-
rein adj.
-
kuis adj.
-
-
decente (adecuado; presentable; conveniente; notable; significante; admirable; convenientemente)
-
decente (honorable; digno; honrado; honesto; respetable; decentemente; presentable)
respectabel; eerzaam; keurig; eerbaar; kies-
respectabel adj.
-
eerzaam adj.
-
keurig adj.
-
eerbaar adj.
-
kies adj.
-
Translation Matrix for decente:
Palabras relacionadas con "decente":
Sinónimos de "decente":
Wiktionary: decente
decente
Cross Translation:
adjective
-
net, fatsoenlijk
-
erg netjes en beleefd
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• decente | → redelijk | ↔ decent — fair; good enough; okay |
• decente | → integer | ↔ decent — showing integrity, fairness, moral uprightness |
• decente | → substantieel; significant | ↔ decent — significant; substantial |
• decente | → ingetogen | ↔ sittsam — veraltend: den guten Sitten entsprechend |
• decente | → bruikbaar; geschikt; doelmatig; gemakkelijk; gepast; passend; betamelijk; toepasselijk; behoorlijk; fatsoenlijk; keurig; voegzaam; welvoeglijk | ↔ convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose. |
decentarse:
-
decentarse
Conjugaciones de decentarse:
presente
- me decento
- te decentas
- se decenta
- nos decentamos
- os decentáis
- se decentan
imperfecto
- me decentaba
- te decentabas
- se decentaba
- nos decentábamos
- os decentabais
- se decentaban
indefinido
- me decenté
- te decentaste
- se decentó
- nos decentamos
- os decentasteis
- se decentaron
fut. de ind.
- me decentaré
- te decentarás
- se decentará
- nos decentaremos
- os decentaréis
- se decentarán
condic.
- me decentaría
- te decentarías
- se decentaría
- nos decentaríamos
- os decentaríais
- se decentarían
pres. de subj.
- que me decente
- que te decentes
- que se decente
- que nos decentemos
- que os decentéis
- que se decenten
imp. de subj.
- que me decentara
- que te decentaras
- que se decentara
- que nos decentáramos
- que os decentarais
- que se decentaran
miscelánea
- ¡decentate!
- ¡decentaos!
- ¡no te decentes!
- ¡no os decentéis!
- decentado
- decentándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for decentarse:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
doorliggen | decentarse |
Neerlandés
Traducciones detalladas de decente de neerlandés a español
decent:
-
decent (fatsoenlijk; netjes; eerbaar; welvoeglijk; manierlijk)
Translation Matrix for decent:
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
decente | decent; eerbaar; fatsoenlijk; manierlijk; netjes; welvoeglijk | beschaafd; betamelijk; correct; deugdzaam; eerbaar; eerbiedwekkend; eerlijk; eerzaam; fair; fatsoenlijk; gepast; geschikt; hebbelijk; indrukwekkend; keurig; kies; kuis; maagdelijk; netjes; onberispelijk; onbesproken; onbevlekt; onschuldig; ordentelijk; proper; puur; rein; respectabel; schoon; sec; tof; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk; zedig; zindelijk; zuiver |