Resumen
Español a neerlandés: más información...
-
completar:
- toevoegen; aanvullen; completeren; voltallig maken; voltooien; vervolledigen; afmaken; perfectioneren; volledig maken; vervolmaken; afronden; beëindigen; afwerken; klaarmaken; volbrengen; volmaken; een einde maken aan; afkrijgen; klaarkrijgen; compleet maken; afsluiten; eindigen; ophouden; stoppen
- aanvullen
-
Wiktionary:
- completar → completeren, voleinden, voltooien
- completar → voltooien, dempen, vullen, invullen, spekken, stoppen, volmaken, volschenken, aanvullen, bijwerken, completeren, supplementeren, voleinden
Español
Traducciones detalladas de completar de español a neerlandés
completar:
-
completar (añadir; agregar; sumar; suplir el déficit)
-
completar (complementar; terminar)
completeren; voltooien; vervolledigen; afmaken; perfectioneren; volledig maken; vervolmaken-
perfectioneren verbo (perfectioneer, perfectioneert, perfectioneerde, perfectioneerden, geperfectioneerd)
-
volledig maken verbo (maak volledig, maakt volledig, maakte volledig, maakten volledig, volledig gemaakt)
-
completar (acabar; finalizar; dar fin a; terminar)
completeren; voltooien; afronden; afmaken; beëindigen; afwerken; klaarmaken; volbrengen; volmaken; een einde maken aan; afkrijgen; klaarkrijgen-
een einde maken aan verbo (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
-
completar (complementar; perfeccionar; volver a llenar)
completeren; vervolledigen; volledig maken; compleet maken-
volledig maken verbo (maak volledig, maakt volledig, maakte volledig, maakten volledig, volledig gemaakt)
-
compleet maken verbo (maak compleet, maakt compleet, maakte compleet, maakten compleet, compleet gemaakt)
-
completar (efectuar; terminar; finalizar; acabar de; llegar; parar; poner término a una; concluir; poner fin a; acabar; acabar con una; encontrarse en la recta final; ultimar; llegar al fin; realizar; decidir; detenerse; expirar; extinguirse; dar fin a una; vencer; dar fin a; decidirse a; poner fin a una; poner término a)
beëindigen; afsluiten; eindigen; ophouden; stoppen; een einde maken aan-
een einde maken aan verbo (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
Conjugaciones de completar:
presente
- completo
- completas
- completa
- completamos
- completáis
- completan
imperfecto
- completaba
- completabas
- completaba
- completábamos
- completabais
- completaban
indefinido
- completé
- completaste
- completó
- completamos
- completasteis
- completaron
fut. de ind.
- completaré
- completarás
- completará
- completaremos
- completaréis
- completarán
condic.
- completaría
- completarías
- completaría
- completaríamos
- completaríais
- completarían
pres. de subj.
- que complete
- que completes
- que complete
- que completemos
- que completéis
- que completen
imp. de subj.
- que completara
- que completaras
- que completara
- que completáramos
- que completarais
- que completaran
miscelánea
- ¡completa!
- ¡completad!
- ¡no completes!
- ¡no completéis!
- completado
- completando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for completar:
Sinónimos de "completar":
Wiktionary: completar
completar
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) volledig maken
-
(overgankelijk) voleindigen
-
ten einde brengen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• completar | → voltooien | ↔ discharge — to accomplish or complete, as an obligation |
• completar | → dempen; vullen; invullen; spekken; stoppen; volmaken; volschenken; aanvullen; bijwerken; completeren; supplementeren; voleinden | ↔ compléter — rendre complet. |