Resumen
Español a neerlandés: más información...
- concertar:
-
Wiktionary:
- concertar → overeenstemmen, regelen
Español
Traducciones detalladas de concertar de español a neerlandés
concertar:
-
concertar (cerrar; pasar; cerrarse; cerrar de golpe; cuadrar; cerrar con llave; suceder; concluir; atacar; guardar; celebrar; importar)
-
concertar (armonizar; consonar)
-
concertar (coincidir con; coincidir; concordar)
overeenkomen; overeenstemmen met; overeenkomen met; kloppen met; stroken; stroken met-
overeenstemmen met verbo
-
overeenkomen met verbo
-
kloppen met verbo
-
stroken verbo
-
stroken met verbo
-
concertar (concluir; sacar conclusiones de; deducir; sacar en conclusión; inducir de; cortar; desconectar)
concluderen; opmaken uit; een gevolgtrekking maken-
opmaken uit verbo
-
een gevolgtrekking maken verbo (maak een gevolgtrekking, maakt een gevolgtrekking, maakte een gevolgtrekking, maakten een gevolgtrekking, een gevolgtrekking gemaakt)
Conjugaciones de concertar:
presente
- concierto
- conciertas
- concierta
- concertamos
- concertáis
- conciertan
imperfecto
- concertaba
- concertabas
- concertaba
- concertábamos
- concertabais
- concertaban
indefinido
- concerté
- concertaste
- concertó
- concertamos
- concertasteis
- concertaron
fut. de ind.
- concertaré
- concertarás
- concertará
- concertaremos
- concertaréis
- concertarán
condic.
- concertaría
- concertarías
- concertaría
- concertaríamos
- concertaríais
- concertarían
pres. de subj.
- que concierte
- que conciertes
- que concierte
- que concertemos
- que concertéis
- que concierten
imp. de subj.
- que concertara
- que concertaras
- que concertara
- que concertáramos
- que concertarais
- que concertaran
miscelánea
- ¡concierta!
- ¡concertad!
- ¡no conciertes!
- ¡no concertéis!
- concertado
- concertando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for concertar:
Sinónimos de "concertar":
Wiktionary: concertar
concertar
verb
-
gelijkenis vertonen
-
zorgen dat het gebeurt