Resumen
Español a neerlandés: más información...
- desmontar:
-
Wiktionary:
- desmontar → demonteren, onttakelen
Español
Traducciones detalladas de desmontar de español a neerlandés
desmontar:
-
desmontar (descabalgar; bajar; apearse; bajarse de)
afstijgen; omlaagklauteren; afklimmen-
omlaagklauteren verbo (klauter omlaag, klautert omlaag, klauterde omlaag, klauterden omlaag, omlaaggeklauterd)
-
desmontar
-
desmontar
-
desmontar (desplazar; expulsar; trasladarse; trasladar; mudarse; despachar; desarmar; desmantelar; extirpar; cambiar la fecha)
uit elkaar halen; ontmantelen; demonteren; uit elkaar nemen; uiteen nemen; onttakelen-
uit elkaar halen verbo (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
-
uit elkaar nemen verbo (neem uit elkaar, neemt uit elkaar, nam uit elkaar, namen uit elkaar, uit elkaar genomen)
-
-
desmontar (abrir; deshacer; forzar; desarmar; desencajar; desempedrar; abrir bruscamente)
-
desmontar (deshacer; divorciarse; separar; cortar; partir; dividir; separarse; desvincular; desenganchar; fisionar)
scheiden; splitsen; uit elkaar halen; uiteenhalen-
uit elkaar halen verbo (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
-
desmontar (desenredar; disolver; deshilar; deshilachar; desleír; desenmarañar)
uit elkaar halen; uit de war halen; ontrafelen; ontwarren-
uit elkaar halen verbo (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
-
uit de war halen verbo
-
Conjugaciones de desmontar:
presente
- desmonto
- desmontas
- desmonta
- desmontamos
- desmontáis
- desmontan
imperfecto
- desmontaba
- desmontabas
- desmontaba
- desmontábamos
- desmontabais
- desmontaban
indefinido
- desmonté
- desmontaste
- desmontó
- desmontamos
- desmontasteis
- desmontaron
fut. de ind.
- desmontaré
- desmontarás
- desmontará
- desmontaremos
- desmontaréis
- desmontarán
condic.
- desmontaría
- desmontarías
- desmontaría
- desmontaríamos
- desmontaríais
- desmontarían
pres. de subj.
- que desmonte
- que desmontes
- que desmonte
- que desmontemos
- que desmontéis
- que desmonten
imp. de subj.
- que desmontara
- que desmontaras
- que desmontara
- que desmontáramos
- que desmontarais
- que desmontaran
miscelánea
- ¡desmonta!
- ¡desmontad!
- ¡no desmontes!
- ¡no desmontéis!
- desmontado
- desmontando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for desmontar:
Sinónimos de "desmontar":
Wiktionary: desmontar
desmontar
verb
-
(overgankelijk) techniek|nld in onderdelen uit elkaar nemen, afbreken
-
het demonteren van een installatie
Traducciones automáticas externas: