Resumen
Español a neerlandés: más información...
-
extirpar:
- verwijderen; afnemen; ecarteren; weghalen; lichten; verplaatsen; wegnemen; wegdoen; wegbrengen; afzonderen; vervreemden; wegwerken; uitnemen; uit elkaar halen; ontmantelen; demonteren; uit elkaar nemen; uiteen nemen; onttakelen; uitroeien; verdelgen; wegvagen
- verwijderen; wegnemen; amputatie; afzetten; amputeren
-
Wiktionary:
- extirpar → extirperen
- extirpar → uitroeien
Español
Traducciones detalladas de extirpar de español a neerlandés
extirpar:
-
extirpar (expulsar; quitar; alejarse; distanciar)
-
extirpar (sacar de; quitar; quitar de en medio)
-
extirpar (desmontar; desplazar; expulsar; trasladarse; trasladar; mudarse; despachar; desarmar; desmantelar; cambiar la fecha)
uit elkaar halen; ontmantelen; demonteren; uit elkaar nemen; uiteen nemen; onttakelen-
uit elkaar halen verbo (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
-
uit elkaar nemen verbo (neem uit elkaar, neemt uit elkaar, nam uit elkaar, namen uit elkaar, uit elkaar genomen)
-
-
extirpar (exterminar)
-
extirpar (hacer desaparecer; borrar; erradicar; extinguir; derribar)
Conjugaciones de extirpar:
presente
- extirpo
- extirpas
- extirpa
- extirpamos
- extirpáis
- extirpan
imperfecto
- extirpaba
- extirpabas
- extirpaba
- extirpábamos
- extirpabais
- extirpaban
indefinido
- extirpé
- extirpaste
- extirpó
- extirpamos
- extirpasteis
- extirparon
fut. de ind.
- extirparé
- extirparás
- extirpará
- extirparemos
- extirparéis
- extirparán
condic.
- extirparía
- extirparías
- extirparía
- extirparíamos
- extirparíais
- extirparían
pres. de subj.
- que extirpe
- que extirpes
- que extirpe
- que extirpemos
- que extirpéis
- que extirpen
imp. de subj.
- que extirpara
- que extirparas
- que extirpara
- que extirpáramos
- que extirparais
- que extirparan
miscelánea
- ¡extirpa!
- ¡extirpad!
- ¡no extirpes!
- ¡no extirpéis!
- extirpado
- extirpando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes