Inicio ->Diccionarios ->español/neerlandés ->Traducir haber

Traducir haber de español a neerlandés

Eliminar anuncios

Resumen

Español a neerlandés: más información...

haber:
- hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben
Wiktionary:
- haber → hebben
- haber → bestaan, zijn, hebben, er, staan, zitten, liggen, tegoed, existeren
User Contributed Translations for haber:
- hebben

Español

Traducciones detalladas de haber de español a neerlandés

haber:

haber verbo

haber (propiedades; tener; disponer de; poseer)
hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben
- hebben verbo (heb, hebt, heeft, had, hadden, gehad)
- bezitten verbo (bezit, bezat, bezaten, bezeten)
- beschikken over verbo (beschik over, beschikt over, beschikte over, beschikten over, beschikt over)
- in eigendom hebben verbo

Translation Matrix for haber:

Verb	Traducciones relacionadas	Other Translations
beschikken over	disponer de; haber; poseer; propiedades; tener
bezitten	disponer de; haber; poseer; propiedades; tener
hebben	disponer de; haber; poseer; propiedades; tener
in eigendom hebben	disponer de; haber; poseer; propiedades; tener

Sinónimos de "haber":

acaecer; ocurrir; acontecer; suceder; sobrevenir
activo; favor
capital; caudal; hacienda; renta
deber
poseer; tener

Wiktionary: haber

haber

verb

bezitten
- hebben → haber

Cross Translation:

From	To	Via
• haber	→ bestaan; zijn	↔ be — exist
• haber	→ hebben; zijn	↔ have — auxiliary used in forming the perfect and the past perfect tenses
• haber	→ er; zijn; bestaan; staan; zitten; liggen	↔ there be — to exist
• haber	→ tegoed	↔ Guthaben — Summe des Geldes, die man auf einem Konto hat oder die man einfordern kann
• haber	→ zijn; bestaan; existeren	↔ geben — (in Verbindung mit es) existieren, da sein
• haber	→ hebben	↔ haben — Hilfsverb zur Bildung zusammengesetzter Zeiten
• haber	→ er; zijn	↔ y avoir — Exister, être présent, se passer

Traducciones relacionadas de haber

Eliminar anuncios

Eliminar anuncios