Resumen
Español a neerlandés: más información...
-
reflejar:
- beschrijven; weergeven; weerspiegelen; reflecteren; terugkaatsen; afspiegelen; vertalen; translateren; vertolken; overzetten; weerschijnen; weerkaatsen; beschouwen; overwegen; overdenken; afwegen; belichten; met licht beschijnen; stuiten; echoën; terugstoten; resoneren; weerklinken; weerschallen; galmen; schallen; weergalmen
- weerspiegelen; weerschijnen
-
Wiktionary:
- reflejar → reflecteren
- reflejar → weerkaatsen, weerspiegelen, reflecteren, spiegelen, terugkaatsen, aanhouden, afdanken, afmonsteren, doorsturen, doorzenden, heruitzenden, ontslaan, ontzetten, refereren, retourneren, royeren, terugbezorgen, teruggooien, terugsturen, terugwerpen, terugwijzen, uitdrijven, uitstellen, verdagen, verdrijven, verjagen, verschuiven, verwijzen, wegdrijven, wegjagen, bedenken, nadenken, overdenken, wikken, zinnen, zinnen op
Español
Traducciones detalladas de reflejar de español a neerlandés
reflejar:
-
reflejar (describir; expresar; interpretar; reproducir; hacerse eco de)
-
reflejar (reflectar; reflejarse)
-
reflejar (reflejarse)
-
reflejar (traducir; interpretar; hacerse eco de; expresar; reproducir)
-
reflejar
-
reflejar
-
reflejar (contemplar; considerar; pensar; reflexionar sobre; estudiar; reflexionar; conmemorar; examinar; reflectar)
-
reflejar (iluminar; elucidar; exponer; explicar; aclarar; enfocar; alumbrar; esclarecer)
-
reflejar (repercutir)
-
reflejar (resonar; repercutir; tronar; hacer eco)
Conjugaciones de reflejar:
presente
- reflejo
- reflejas
- refleja
- reflejamos
- reflejáis
- reflejan
imperfecto
- reflejaba
- reflejabas
- reflejaba
- reflejábamos
- reflejabais
- reflejaban
indefinido
- reflejé
- reflejaste
- reflejó
- reflejamos
- reflejasteis
- reflejaron
fut. de ind.
- reflejaré
- reflejarás
- reflejará
- reflejaremos
- reflejaréis
- reflejarán
condic.
- reflejaría
- reflejarías
- reflejaría
- reflejaríamos
- reflejaríais
- reflejarían
pres. de subj.
- que refleje
- que reflejes
- que refleje
- que reflejemos
- que reflejéis
- que reflejen
imp. de subj.
- que reflejara
- que reflejaras
- que reflejara
- que reflejáramos
- que reflejarais
- que reflejaran
miscelánea
- ¡refleja!
- ¡reflejad!
- ¡no reflejes!
- ¡no reflejéis!
- reflejado
- reflejando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el reflejar
Translation Matrix for reflejar:
Palabras relacionadas con "reflejar":
Sinónimos de "reflejar":
Wiktionary: reflejar
reflejar
Cross Translation:
verb
-
een beeld weerkaatsen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reflejar | → weerkaatsen; weerspiegelen | ↔ reflect — to mirror, or show the image of something |
• reflejar | → reflecteren; spiegelen; terugkaatsen; weerkaatsen; weerspiegelen | ↔ refléter — renvoyer l’image, la lumière ou la couleur. |
• reflejar | → aanhouden; afdanken; afmonsteren; doorsturen; doorzenden; heruitzenden; ontslaan; ontzetten; refereren; reflecteren; retourneren; royeren; spiegelen; terugbezorgen; teruggooien; terugkaatsen; terugsturen; terugwerpen; terugwijzen; uitdrijven; uitstellen; verdagen; verdrijven; verjagen; verschuiven; verwijzen; weerkaatsen; weerspiegelen; wegdrijven; wegjagen | ↔ renvoyer — envoyer de nouveau. |
• reflejar | → spiegelen; weerspiegelen; reflecteren; terugkaatsen; weerkaatsen; bedenken; nadenken; overdenken; wikken; zinnen; zinnen op | ↔ réfléchir — À trier |