Español

Traducciones detalladas de refutar de español a neerlandés

refutar:

refutar verbo

  1. refutar (derribar; derrocar; girar bruscamente; )
    omverwerpen; omvergooien; omgooien; omkiepen; omwerpen; omkieperen
    • omverwerpen verbo (werp omver, werpt omver, wierp omver, wierpen omver, omver geworpen)
    • omvergooien verbo (gooi omver, gooit omver, gooide omver, gooiden omver, omver gegooid)
    • omgooien verbo (gooi om, gooit om, gooide om, gooiden om, omgegooid)
    • omkiepen verbo (kiep om, kiept om, kiepte om, kiepten om, omgekiept)
    • omwerpen verbo (werp om, werpt om, wierp om, wierpen om, omgeworpen)
    • omkieperen verbo (kieper om, kiepert om, kieperde om, kieperden om, omgekieperd)
  2. refutar (rebatir)
    ontkrachten; weerleggen; ontzenuwen
    • ontkrachten verbo (ontkracht, ontkrachtte, ontkrachtten, ontkracht)
    • weerleggen verbo (weerleg, weerlegt, weerlegde, weerlegden, weerlegd)
    • ontzenuwen verbo (ontzenuw, ontzenuwt, ontzenuwde, ontzenuwden, ontzenuwd)
  3. refutar
    refuteren
    • refuteren verbo (refuteer, refuteert, refuteerde, refuteerden, gerefuteerd)

Conjugaciones de refutar:

presente
  1. refuto
  2. refutas
  3. refuta
  4. refutamos
  5. refutáis
  6. refutan
imperfecto
  1. refutaba
  2. refutabas
  3. refutaba
  4. refutábamos
  5. refutabais
  6. refutaban
indefinido
  1. refuté
  2. refutaste
  3. refutó
  4. refutamos
  5. refutasteis
  6. refutaron
fut. de ind.
  1. refutaré
  2. refutarás
  3. refutará
  4. refutaremos
  5. refutaréis
  6. refutarán
condic.
  1. refutaría
  2. refutarías
  3. refutaría
  4. refutaríamos
  5. refutaríais
  6. refutarían
pres. de subj.
  1. que refute
  2. que refutes
  3. que refute
  4. que refutemos
  5. que refutéis
  6. que refuten
imp. de subj.
  1. que refutara
  2. que refutaras
  3. que refutara
  4. que refutáramos
  5. que refutarais
  6. que refutaran
miscelánea
  1. ¡refuta!
  2. ¡refutad!
  3. ¡no refutes!
  4. ¡no refutéis!
  5. refutado
  6. refutando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for refutar:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
omgooien caerse; cambiar completamente; derribar; derrocar; echar por tierra; girar bruscamente; hacer caer; refutar
omkiepen caerse; cambiar completamente; derribar; derrocar; echar por tierra; girar bruscamente; hacer caer; refutar
omkieperen caerse; cambiar completamente; derribar; derrocar; echar por tierra; girar bruscamente; hacer caer; refutar
omvergooien caerse; cambiar completamente; derribar; derrocar; echar por tierra; girar bruscamente; hacer caer; refutar derribar
omverwerpen caerse; cambiar completamente; derribar; derrocar; echar por tierra; girar bruscamente; hacer caer; refutar
omwerpen caerse; cambiar completamente; derribar; derrocar; echar por tierra; girar bruscamente; hacer caer; refutar
ontkrachten rebatir; refutar
ontzenuwen rebatir; refutar
refuteren refutar
weerleggen rebatir; refutar

Sinónimos de "refutar":


Wiktionary: refutar

refutar
verb
  1. (overgankelijk) (van stellingen en bewijsvoeringen) afdoende weerleggen
  2. een eerdere bewering ontkrachten

Cross Translation:
FromToVia
refutar weerleggen; refuteren refute — to prove (something) to be false or incorrect
refutar weigeren refute — to deny the truth or correctness of (something)
refutar onderuithalen upend — to destroy, invalidate
refutar braken; kotsen; overgeven; spugen; afkeuren; afwijzen; terugwijzen; vertikken; weigeren; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; heruitzenden; terugdringen; verdringen; weren; ontzenuwen; weerleggen; afslaan; verwerpen; wraken; nee zeggen tegen; vergooien; weggooien; wegwerpen rejeter — Traductions à trier suivant le sens
refutar ontzenuwen; weerleggen; ontkennen réfutercombattre, détruire par des raisons convaincantes ce qu’un autre a avancé, prouver que ce qu’un adversaire a dit est mal fonder ou n’est pas vrai.