Resumen
Francés a neerlandés: más información...
-
ramasser:
- ophalen; afhalen en meenemen; oppikken; meenemen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen; oprapen; opsnappen; oppakken; ontvangen; accepteren; aannemen; aanvaarden; in ontvangst nemen; verzamelen; vergaren; bijeenzoeken; inzamelen; sparen; opeenhopen; oppotten; bijeenzamelen; bij elkaar vegen; bijeenrapen
-
Wiktionary:
- ramasser → collecteren, innen, inzamelen, oogsten, plukken, rapen, verzamelen, opeenhopen, ophopen, stapelen, opstapelen, opeenstapelen, tassen, oprapen, optillen
- ramasser → optillen, oplichten
Francés
Traducciones detalladas de ramasser de francés a neerlandés
ramasser:
ramasser verbo (ramasse, ramasses, ramassons, ramassez, ramassent, ramassais, ramassait, ramassions, ramassiez, ramassaient, ramassai, ramassas, ramassa, ramassâmes, ramassâtes, ramassèrent, ramasserai, ramasseras, ramassera, ramasserons, ramasserez, ramasseront)
-
ramasser (aller chercher; venir chercher; aller prendre; prendre; chercher)
-
ramasser (aller chercher; emporter; enlever; prendre; recueillir; collecter; lever; améliorer)
-
ramasser (prendre; recueillir; cueillir; amasser)
-
ramasser (accueillir; recevoir; prendre; accepter; engager; assumer; entamer)
ontvangen; accepteren; aannemen; aanvaarden; in ontvangst nemen-
in ontvangst nemen verbo (neem in ontvangst, neemt in ontvangst, nam in ontvangst, namen in ontvangst, in ontvangst genomen)
-
ramasser (rassembler; grouper; assembler; assortir; amasser)
-
ramasser (rassembler; amasser)
-
ramasser (collectionner; cueillir; épargner; rassembler; économiser; recueillir; conserver; amasser; faire des économies)
-
ramasser
bij elkaar vegen-
bij elkaar vegen verbo (veeg bij elkaar, veegt bij elkaar, veegde bij elkaar, veegden bij elkaar, bij elkaar geveegd)
-
-
ramasser
Conjugaciones de ramasser:
Présent
- ramasse
- ramasses
- ramasse
- ramassons
- ramassez
- ramassent
imparfait
- ramassais
- ramassais
- ramassait
- ramassions
- ramassiez
- ramassaient
passé simple
- ramassai
- ramassas
- ramassa
- ramassâmes
- ramassâtes
- ramassèrent
futur simple
- ramasserai
- ramasseras
- ramassera
- ramasserons
- ramasserez
- ramasseront
subjonctif présent
- que je ramasse
- que tu ramasses
- qu'il ramasse
- que nous ramassions
- que vous ramassiez
- qu'ils ramassent
conditionnel présent
- ramasserais
- ramasserais
- ramasserait
- ramasserions
- ramasseriez
- ramasseraient
passé composé
- ai ramassé
- as ramassé
- a ramassé
- avons ramassé
- avez ramassé
- ont ramassé
divers
- ramasse!
- ramassez!
- ramassons!
- ramassé
- ramassant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Translation Matrix for ramasser:
Sinónimos de "ramasser":
Wiktionary: ramasser
ramasser
Cross Translation:
verb
ramasser
-
Faire un amas, un assemblage, une collection de choses.
- ramasser → collecteren; innen; inzamelen; oogsten; plukken; rapen; verzamelen; opeenhopen; ophopen; stapelen; opstapelen; opeenstapelen; tassen
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ramasser | → optillen; oplichten | ↔ aufheben — etwas nehmen, aufnehmen (was auf dem Boden liegt) |