Resumen
Francés a neerlandés: más información...
- licencier:
-
Wiktionary:
- licencier → afdanken, afmonsteren, ontslaan, ontzetten, royeren
- licencier → ontslaan, de zak geven
Francés
Traducciones detalladas de licencier de francés a neerlandés
licencier:
licencier verbo (licencie, licencies, licencions, licenciez, licencient, licenciais, licenciait, licenciions, licenciiez, licenciaient, licenciai, licencias, licencia, licenciâmes, licenciâtes, licencièrent, licencierai, licencieras, licenciera, licencierons, licencierez, licencieront)
-
licencier (renvoyer; décharger; congédier; démettre)
-
licencier (congédier; débaucher; démettre; décharger; dégommer; mettre au rancart; jeter dehors; mettre sur le pavé)
afdanken; afvloeien; van zijn positie verdrijven; congé geven; eruit gooien; aan de dijk zetten-
van zijn positie verdrijven verbo (verdrijf van zijn positie, verdrijft van zijn positie, verdreef van zijn positie, verdreven van zijn positie, van zijn positie verdreven)
-
congé geven verbo
-
aan de dijk zetten verbo (zet aan de dijk, zette aan de dijk, zetten aan de dijk, aan de dijk gezet)
Conjugaciones de licencier:
Présent
- licencie
- licencies
- licencie
- licencions
- licenciez
- licencient
imparfait
- licenciais
- licenciais
- licenciait
- licenciions
- licenciiez
- licenciaient
passé simple
- licenciai
- licencias
- licencia
- licenciâmes
- licenciâtes
- licencièrent
futur simple
- licencierai
- licencieras
- licenciera
- licencierons
- licencierez
- licencieront
subjonctif présent
- que je licencie
- que tu licencies
- qu'il licencie
- que nous licenciions
- que vous licenciiez
- qu'ils licencient
conditionnel présent
- licencierais
- licencierais
- licencierait
- licencierions
- licencieriez
- licencieraient
passé composé
- ai licencié
- as licencié
- a licencié
- avons licencié
- avez licencié
- ont licencié
divers
- licencie!
- licenciez!
- licencions!
- licencié
- licenciant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles