Francés

Traducciones detalladas de applaudir de francés a neerlandés

applaudir:

applaudir verbo (applaudis, applaudit, applaudissons, applaudissez, )

  1. applaudir (acclamer)
    applaudisseren; klappen
    • applaudisseren verbo (applaudisseer, applaudisseert, applaudisseerde, applaudisseerden, geapplaudisseerd)
    • klappen verbo (klap, klapt, klapte, klapten, geklapt)
  2. applaudir (animer quelqu'un; promouvoir; favoriser; )
    aanmoedigen; toejuichen; bezielen; aanvuren
    • aanmoedigen verbo (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • toejuichen verbo (juich toe, juicht toe, juichte toe, juichten toe, toegejuicht)
    • bezielen verbo (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)
    • aanvuren verbo (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)
  3. applaudir (encourager; inciter; animer; )
    aanmoedigen; aanvuren; toemoedigen; bemoedigen; stimuleren
    • aanmoedigen verbo (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • aanvuren verbo (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)
    • toemoedigen verbo (moedig toe, moedigt toe, moedigde toe, moedigden toe, toegemoedigd)
    • bemoedigen verbo (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
    • stimuleren verbo (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
  4. applaudir (acclamer; ovationner)
    toejuichen; bejubelen
    • toejuichen verbo (juich toe, juicht toe, juichte toe, juichten toe, toegejuicht)
    • bejubelen verbo (bejubel, bejubelt, bejubelde, bejubelden, bejubeld)

Conjugaciones de applaudir:

Présent
  1. applaudis
  2. applaudis
  3. applaudit
  4. applaudissons
  5. applaudissez
  6. applaudissent
imparfait
  1. applaudissais
  2. applaudissais
  3. applaudissait
  4. applaudissions
  5. applaudissiez
  6. applaudissaient
passé simple
  1. applaudis
  2. applaudis
  3. applaudit
  4. applaudîmes
  5. applaudîtes
  6. applaudirent
futur simple
  1. applaudirai
  2. applaudiras
  3. applaudira
  4. applaudirons
  5. applaudirez
  6. applaudiront
subjonctif présent
  1. que j'applaudisse
  2. que tu applaudisses
  3. qu'il applaudisse
  4. que nous applaudissions
  5. que vous applaudissiez
  6. qu'ils applaudissent
conditionnel présent
  1. applaudirais
  2. applaudirais
  3. applaudirait
  4. applaudirions
  5. applaudiriez
  6. applaudiraient
passé composé
  1. ai applaudi
  2. as applaudi
  3. a applaudi
  4. avons applaudi
  5. avez applaudi
  6. ont applaudi
divers
  1. applaudis!
  2. applaudissez!
  3. applaudissons!
  4. applaudi
  5. applaudissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for applaudir:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aanmoedigen aiguillon; encouragement; exciter; incitation; inciter; stimulant; stimulation; stimuler
aanvuren exciter; inciter; stimuler
klappen acclamation; applaudissement; battement de mains; boums; claques; coups; coups de poing; coups durs; coups secs; gifles; ovation
stimuleren aiguillon; avancements; encouragement; exciter; incitation; inciter; promotions; stimulant; stimulation; stimulations; stimuler
toejuichen exciter; inciter; stimuler
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aanmoedigen acclamer; activer; aiguillonner; animer; animer quelqu'un; applaudir; attiser; aviver; donner du courage; encourager; enthousiasmer; exciter; exciter à; favoriser; inciter; inspirer; ovationner; promouvoir; ranimer; stimuler; tisonner; vivifier activer; aggraver; animer; attiser; encourager; enflammer; faciliter; inciter; motiver; ranimer; raviver; stimuler; vivifier; éperonner
aanvuren acclamer; activer; aiguillonner; animer; animer quelqu'un; applaudir; attiser; aviver; donner du courage; encourager; enthousiasmer; exciter; exciter à; favoriser; inciter; inspirer; ovationner; promouvoir; ranimer; stimuler; tisonner; vivifier
applaudisseren acclamer; applaudir
bejubelen acclamer; applaudir; ovationner
bemoedigen acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir
bezielen acclamer; animer quelqu'un; applaudir; attiser; donner du courage; enthousiasmer; exciter; favoriser; inspirer; ovationner; promouvoir; ranimer; stimuler; vivifier activer; animer; enflammer; enthousiasmer; inspirer; raviver; stimuler; vivifier
klappen acclamer; applaudir avoir de la conversation; bavarder; cancaner; caqueter; causer; clapoter; dire; discuter; exploder; exploser; jacasser; jaser; papoter; parler; prononcer; raconter; éclater
stimuleren acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner actionner; activer; aggraver; aguillonner; aiguillonner; aiguiser; allumer; ameuter; animer; attiser; encourager; enflammer; exciter; inciter; inciter à; mettre en marche; motiver; picoter; piquer; pousser; provoquer; ranimer; raviver; stimuler; vivifier; éperonner; être l'instigateur de
toejuichen acclamer; animer quelqu'un; applaudir; attiser; donner du courage; enthousiasmer; exciter; favoriser; inspirer; ovationner; promouvoir; ranimer; stimuler; vivifier
toemoedigen acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner

Sinónimos de "applaudir":


Wiktionary: applaudir

applaudir applaudir
verb
  1. in de handen klappen om goedkeuring of bewondering te tonen
  2. applaudisseren
  3. met gejuich begroeten

Cross Translation:
FromToVia
applaudir loven; prijzen; toejuichen acclaim — to applaud
applaudir klappen; applaudisseren applaud — to express approval by clapping
applaudir klappen; applaudisseren clap — To applaud by clapping the hands
applaudir applaudisseren applaudierenBeifall klatschen
applaudir applaudisseren klatschen — bezeichnet Klangeindrücke, die beim Zusammenschlagen oder Aufprallen entstehen, und bedeutet speziell „mit den Händen klatschen, applaudieren“